adverteert Golden Tulip nu met 116 luxe hotel
appartementen. Bij hotel Duinlust aangekomen
ging ik rechtsaf een wandelpad in. Ik liep langs
de nieuwbouw bij het voormalige Badhotel
onder een aardig bladerdak, voornamelijk van
esdoorn, vlier, iep, eik, veelal gebogen en knoes
tig als gevolg van de wind.
Meteen een weldadig aandoende rust. Slechts
een enkele fietser, enkele wandelaars met een
hond en dat midden in het toeristenseizoen (6
augustus 1993). Aan mijn rechterhand passeerde
ik het Burgemeester van Teylingenpark met
enkele aardige villa's, voorzien van rood-witte
luiken, die goed in dit landschap passen. Langs
het pad zag ik een rijke vegetatie van brand
netels, klimop, koekoeksbloemen en een enkele
monnikskap.
Ik bereikte het hek van Hoogduin en betrad het
daarachter gelegen pad. Opvallend waren de
vele varens die daar stonden. Zou dit de plek
zijn waar de Buck in zijn Wete-artikel (blz. 9)
over schreef? Een eind verder een opener ge
deelte, waarop volop kruidskruid bloeide, ver
der braamstruiken waaraan de eerste vruchten
rijpten. De vlakte wordt begrensd door esdoorns
en eiken.
Na het verlaten van Hoogduin volgde een stuk
Beschermd Natuurmonument van Staatsbos
beheer. Ook hier weer een onderbegroeiing van
varens. Ik passeerde een houten bruggetje over
een waterloop en kwam bij het Zeeuws Biolo
gisch Museum.
Vanaf dit museum volgde ik het rijwielpad en
bereikte na een korte tijd kasteel Westhove, nu
een jeugdherberg. Hier geen abten meer, maar
jongelui die zich koesterden in de zon.
In de gracht bij Westhove zag ik bloeiend wil
geroosje, onze gymnasiast zou hier zeker ge
sproken hebben over Epilobium augustifolium.
Mijn tocht voortzettend, passeerde ik de restan
ten van een bunker uit WO II en zag even iater
in de verte over een stuk bouwland de toren van
Oostkapelle staan.
Op het volgende pad stond in de berm volop
hondsdraf, een echte woekeraar, de schrik van
vele tuinbezitters.
Ik passeerde het hek van Berkenbosch, enkele
tientallen meters na dat hek stond links een
fraaie lijsterbes te pronken in de zon. Het pad
maakte een scherpe bocht naar links en voerde
langs een begroeiing van rhododendrons.
Aan het einde van dit pad sloeg ik rechts af en
bereikte vrij kort daarna een frites-kraam, een
fenomeen waar de Buck in 1907 nog geen weet
van heeft gehad.
Hierna voerde mijn weg langs een Grondwater
beschermingsgebied. De begroeiing werd dun
ner, ik had de Manteling achter mij gelaten.
Ik kwam nu op de Vroonweg, die later overgaat
in Kon. Emma weg. Nu op naar Overduin, dat
ik na ongeveer 15 minuten "gaans" bereikte.
Hoewel niet geopend voor publiek, besloot ik
het er toch op te wagen. Per slot van rekening
moest ik proberen de Buck zo goed mogelijk te
volgen. Op een afstand zie ik het huis liggen, een
schitterende villa omgeven door water. Zonder
kleerscheuren kom ik over een akker tenslotte
terecht bij de kruising: Munnikweg/ Oranjezon-
weg. Aangezien het mij niet duidelijk is hoe de
Buck vanaf Overduin zijn weg heeft vervolgd,
besloot ik de Munnikweg te volgen.
Het landschap was totaal veranderd. Ik liep nu
langs aardappel-, klaver-, bieten- en tarwevel
den. In de verte zag ik de Manteling en Over
duin liggen. Toch miste ik iets!
O ja, nu weet ik het weer. Waar zijn toch de
korenbloemen, klaprozen en margrieten (kal-
versöóge) gebleven? Zij kleurden de velden
vroeger tot een feestelijk palet. Zou het iets te
maken hebben met bestrijdingsmiddelen?
Wie het weet mag het zeggen. Er is trouwens een
heel nieuwe vorm van landschapskleurgeving
ontstaan. Op vrijwillige basis voorzien de bur
gers de bermen van bier-, cola- en limonade
blikjes, shagbaaltjes, plastic zakken enz., uit
wassen van een wegwerpmaatschappij!
De bermen van de Munnikweg bieden weinig
variatie: gras, vrij veel klaver en smalle weeg
bree. Op de akkers: maïs, kool, aardappelen en
suikerbieten. Al lopend zag ik aan de einder de
toren en molen van Oostkapelle liggen.
De Munnikweg komt uit op de Noordweg, hier
ging ik linksaf. Ter hoogte van lepenoord nam
ik de Wijkhuisweg, zo'n aardige Walcherse weg
met aan weerszijden bomen en struiken.
Het enige dat op deze wegen ontbreekt is zo af
en toe een zitbank, dus heren wegbeheerders
Als voetganger begon ik trouwens op te vallen,
vooral als je ook nog aantekeningen maakt.
Je zag automobilisten en fietsers denken: wat is
dat voor een zonderling? Maar goed, ik ga
verder met mijn verhaal. Langs de slootkanten
van de Wijkhuisweg groeide leverkruid, de
bietenakkers waren omzoomd met gerst waarin
kamille bloeide. Aan het eind van de Wijkhuis
weg staat hofstede Cranesteyn. Een bordje
11