DE MEEKRAPCULTUUR TE MIDDELBURG EN OMGEVING (reactie) Bij de oprichting van de Heemkundige Kring werd Terwoert bestuurslid. Van zijn hand waren de eerste Statuten. Door zijn bekendheid met alles over landbouw was hij de juiste initiatiefnemer voor het opspo ren van de oude perceelsnamen van voor de herverkaveling op Walcheren. De commissie Veldnamen werd opgericht en hij werd vanzelf sprekend voorzitter. In die lange periode (de vaste kern van de leden is nauwelijks gewijzigd) hebben we hem goed leren kennen en waarderen. Terwoert bruiste altijd van de ideeën die hij verdedigde alsof hij in de rechtszaal stond en waar hij zo nodig later, in hoger beroep, op terugkwam. Mede dankzij z'n uitweidingen en discussies over luchtfotografie, Zeeuwse politiek, herver kaveling c.q. landschapsinrichting, de adel, de bevrijding, bomtrechters, de wederopbouw, ar chitectuur, Jugendstil, de binnenwaterniveaus op Walcheren, elzenmeetjes, meikevers en prui merassen leken de vergaderingen vaak bijeen komsten van een sociëteit. Hij had ook duidelijk zijn zorg om het welzijn van de leden. Al jaren lang was hij verward, onhandig. Hij kon daar zelf hartelijk over vertellen. Hij kocht dure boeken op een veiling, maar liet de helft in de trein achter. Zijn Ford Mustang werd immer korter en smaller. Op kantoor had hij een secre taresse naast zich maar thuis was er niemand. Hoe vaak belde hij niet om een adres, een naam, een telefoonnummer. Zijn verwarring werd het afgelopen jaar ziekelijk en zorgelijk. Woensdagmiddag is hij begraven in zijn geboor teplaats Koudekerke. Daar was hij opgegroeid en had zijn karakter zich gevormd. Dat was sterk bepaald door zijn vader voor wie hij een grenzeloos respect had. Wat hem in z'n vader zo aansprak, was het in praktijk brengen van rechtvaardigheid zonder aanzien des persoons en respect voor anderen. Dat laatste is hèm afgelopen vrijdag niet gegund. Namens de Veldnamencommissie en het bestuur HKW, W. P. van der Heijden In "De Wete" van oktober 1992 (nr. 4) geeft de heer P. Sijnke een reactie op mijn artikel in het Zeeuws Tijdschrift 1992 nr. 1 over een Mid delburgse meestoof met een VOC-verleden. Gaarne wil ik hierop reageren. Mijn onderzoek was er niet op gericht om te bewijzen dat er op Walcheren wel of geen meekrap geteeld werd in de vijftiende eeuw. Ik citeer alleen de Kanter ("Volgens de Kanter en laat het in het midden of deze schrijver wel of geen gelijk heeft. Overigens is een van de bewijzen die Sijnke aandraagt voor de meekrapteelt in Middelburg onjuist: de aanstelling van keurmeesters in 1671 heeft alleen betrekking op de handel in meekrap. Sijnke beweert dat er tot het einde van de 18e eeuw in de nabijheid van Middelburg meekrap is verbouwd, maar kan dit niet aantonen. Verderop beweert hij dat "de economische ma laise van de jaren tachtig en negentig van de 18e eeuw ook het einde zal hebben betekend van de meekrapcultuur in Middelburg". Had hij nu toch maar "De Provincie Zeeland" (1824) van De Kanter en Ab Utrecht Dresselhuis ingekeken op pag. 33, dan zou hij geweten hebben dat tussen de jaren 1780 en 1795 door een huis van kooplieden te Middelburg twee stoven werden gesticht op de Oost Havendijk nabij Nieuwland. Een van deze stoven werd ruim vóór 1824 afgebroken en naar Friesland overgebracht, de tweede werd in 1815 aangekocht door de Maat schap Wilhelminapolder en omstreeks 1820 verplaatst naar Wilhelminadorp (momenteel wordt een actie voor behoud van dit gebouw gevoerd) Een afbeelding van de twee genoemde meestoven sierde een artikel in De Faam van 4 januari 1991 over een verklaring van de nieuwe straatnamen in het Maïsbaaigebied. In dit arti kel, naar ik aanneem opgesteld door de afdeling Voorlichting van de gemeente Middelburg (of door Sijnke zelf?), wordt als verklaring voor de straatnaam "Meestoof' vermeld: "voor de toe komstige bewoners is het wellicht interessant te weten dat deze naam herinnert aan de in het verleden voor Zeeland (sic!) zeer belangrijke 5

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1993 | | pagina 7