omgeven door grachten alom aangebracht. Het materiaal was voorhanden en de mogelijkheid van inundatie aanwezig. Aan het eind van de 17e eeuw is het Menno van Coehoorn, die belangrijke ontwikkelingen in de vestingbouw realiseert. Veere, Vlissingen en Sluis o.a. worden door hem versterkt, waarvan geen noemenswaardige resten overgebleven zijn. Een ander die strategisch belangrijke steden voorziet van nieuwe verdedigingswerken is Na poleon. In de strijd tegen de Engelsen wordt Vlissingen versterkt met forten en kustbatte- rijen w.o. Fort De Nolle, Fort De Ruyter, Fort Rammekens wordt verbeterd. In de 19e eeuw worden veel vestingen geslecht. Stadsuitbreiding is één van de redenen. Slechts enkele poorten blijven staan en de grachten worden voor de watervoorziening en de afwate ring gebruikt. De bolwerken worden bebouwd: ziekenhuizen, gasfabrieken, kazernes verrijzen er. Andere delen worden bestemd voor park landschap en wandelgebied. De in 1932 opge richte Menno van Coehoornstichting ijvert voor het behoud van de nog resterende vestingwer ken; uit historisch oogpunt (b.v. de steile wallen van Heusden) of voor recreatieve doeleinden (o.a. de bolwerken van Middelburg). Soms worden ze geheel afgesloten voor het pu bliek en kan de natuur haar gang gaan. Na de pauze werden enkele dia's vertoond ter illustratie van het behandelde, maar niet voor iedereen was dit te onderscheiden. Al met al een boeiende en leerzame avond. Het Zeeuwse trekpaard Het Zeeuwse trekpaard trok veel aandacht op onze bijeenkomst van 24 februari 1.1. Talrijke agrariërs vulden met andere belangstellenden, waaronder jeugdige ringrijdsters, de zaal. Aan het woord kwam drs. Metsje Postma. Uit Walcheren afkomstig, was ze als kind al getrof fen door het beeld van een span trekpaarden, zwoegend door de zware klei. Vanuit haar studie antropologie was zij vooral geïnteresseerd in de cultuur, de leefwijze die vastzit aan het houden van en het werken met trekpaarden. Op 3 bedrijven deed ze een beroep voor haar onderzoek, de families Paauwe en Verhage uit Gapinge, die samen het bedrijf part time voeren en het full-time bedrijf van de familie Mol uit Waarde. Wat haar opviel tijdens het 2 jaar meelopen op de boerderijen, was de inzet, de zorg en de liefde, opgebracht voor het paard en bovenal de grote kennis, overgebracht van vader op zoon en voor buitenstaanders nauwelijks over te nemen. Dat het werken met het trekpaard in 1993 anders is dan vóór de Tweede Wereldoorlog is duidelijk. Nu lopen de boer en zijn zoon zelf achter de paarden, voorheen waren er here- boeren en paardeknechten, men kon zich perso neel veroorloven, nu niet meer. Er zijn in Zeeland nog ongeveer 400 trekpaar den. De Zeeuwse knol, een zwaar trekpaard dat hier in het begin van de eeuw veel gebruikt werd, is vervangen door de loggere Belgische koudbloedpaarden. Meerdere aanwezigen be treurden dit, omdat deze laatsten groter en minder wendbaar zijn bij het werken in de Zeeuwse klei. Bij het huidige fokken richt men 3 ontwikkeling vAN hét &a$¥rón

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1993 | | pagina 5