Het verhaal gaat, dat op een gegeven ogenblik tijdens zo'n vlucht boven het Veerse Gat de motor uitviel. Op zich geen probleem, want het toestel kon op het water landen. Na geland te zijn dirigeerde Slot het vliegtuigje naar de dichtstbijzijnde zandplaat waar hij voor anker ging. Inspectie wees uit dat de brandstof tank leeg was. Doordat het Veerse Gat in die dagen niet zo druk bevaren was, zat er voor Slot maar één ding op: uitkleden en naar Kamper land zwemmen om daar een tank met motor- benzine op de kop te tikken en voor het opkomen van de vloed het vliegtuig weer zien te bereiken. Aldus is geschied en kon Slot de over tocht naar Veere weer vliegend afleggen. Dat ook de inwoners van Walcheren veel be langstelling voor de Scheldemus hadden blijkt wel uit het volgende bericht in de Middelburg- sche Courant van 28 juli 1937: "Dinsdagavond vloog de "Scheldemusch" bo ven Domburg en gaf verschillende toeren te zien. De overtalrijke toeschouwers zagen het toestel verschillende oefeningen en buitelingen doen. Ze hoopten, dat het op het strand zou landen, maar dat geschiedde niet". Gedurende de eerste jaren van haar bestaan was de afdeling vliegtuigbouw van De Schelde ondergebracht in de houtbewerkingsfabriek van de werf, hetgeen voor de hand lag, omdat zij zich uitsluitend toelegde op toestellen en projec ten in hout. Een radicale omwenteling ontstond in het be drijf toen De Schelde in januari 1938 opdracht kreeg, in combinatie met de Aviolanda-fabriek, een aantal Dornier D.O. 24 K zeeverkenners in metaal voor de Ned.-Indische marine te bouwen. Mede op de overweging, dat de ontwikkeling van de vliegtuigbouw bijna uitsluitend in de richting van metaal wees, werd besloten tot de bouw en de inrichting van een zeer modern geoutilleerde lichtmetaal bewerkingsfabriek. De fabriek, die in mei 1938 werd geopend, was toegerust met de modernste speciaal-machines, met een installatie voor het veredelen van dur- aluminium, waartoe een electrisch verhit, zelf- regelend zoutbad behoorde en bovendien had zij een aparte afdeling voor het anodisch oxyde- ren van lichtmetaal volgens het alumilietpatent. Met deze omwenteling viel dus uiteindelijk het doek voor de Scheldemus. Nog eenmaal zouden we aan de mus herinnerd worden, toen in het voorjaar van 1940 de Schelde S 20 gereed kwam en de krant naar overeenkomsten met de Schel demus zocht: "Achter de schermen is sedert den zomer van 1938 o.a. geteekend en gewerkt aan een nieuw proto-type, aan de Schelde S 20, die dezer dagen gereed is gekomen, en die thans op het vliegveld te Vlissingen gereed staat om te bewij zen, dat zij ook in haar element in staat is te voldoen aan de eischen, die zij op papier inlost. Als men onverwacht tegenover het vier-per- soons gesloten toestel wordt geplaatst, valt on middellijk de Schelde-lijn op, die door middel van de Musch voor het eerst op het waarne mingsvermogen werd geprojecteerd, maar die in het nieuwste Schelde-type tot verdere ont wikkeling werd gebracht. Er zijn punten van overeenstemming met de Musch, en er zijn op merkelijke verschillen. Ook de S 20 heeft een duwschroef en een be stuurbaar driewielig onderstel (dat intrekbaar is); het toestel is ook weer uitgerust met een open staart, maar thans met metalen staart- dragers, zoodat het de beschikking heeft over dubbele roeren. Vermeldenswaard is, dat de cabine van dezen middeldekker geheel gedragen wordt door een centralen rompligger, dat het metalen toestel is uitgerust met een elastischen houten vleugel, voorzien van slots, die bij overtrekken afglijden voorkomen, benevens met remkleppen. De S 20 heeft een 160 pk, luchtgekoelden Hirth-motor". Kort na het gereedkomen van de Schelde S 20 brak de Tweede Wereldoorlog uit en is de Schel demus in de vergetelheid geraakt. Op het moment van de Duitse inval had de Schelde inmiddels de S 21 in aanbouw, een dubbelstaart jachtvliegtuig, dat nooit is afge bouwd. Slot verliet De Schelde in 1940 en hoewel de afdeling vliegtuigbouw nog bleef bestaan tot 1954, toen het bedrijf door Fokker werd overgenomen, bouwde men geen eigen ontwerpen meer. Een der Scheldemussen heeft nog tot omstreeks 1960 bij Birmingham in Engeland gevlogen. J.H. Midavaine 26

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1993 | | pagina 28