DE WANDELING VAN 22 MEI A.S. Rammekens; waar cultuur en natuur elkaar begroeten In 1547 gaf de zuster van Karei V, vermoedelijk op instigatie van haar machtige en invloedrijke broer, de plaats aan, waar fort Rammekens, aanvankelijk Zeeburg geheten, moest verrijzen. De natuurlijke omgeving zal er toen heel anders hebben uitgezien dan nu. Wie de kaarten uit de "Atlas van Blaeu" uit 1662 bestudeert wordt overigens niet veel wijzer. Er bleek een diepe vaargeul dicht langs de kust te lopen wardoor men vervolgens via een gegra ven "kanaal" Middelburg kon bereiken. Bruinvissen en zeehonden zullen de koppen regelmatig boven water hebben gestoken. Vanaf het fort had de bezetting ongetwijfeld een schitterend uitzicht over de slikken en schorren, die zich op enige afstand in noordoostelijke richting uitstrekten. Het gekrijs van allerlei soorten vogels was bij tijd en wijle niet van lucht. Meeuwen, wulpen, strand plevieren, klu ten, ganzen en eenden lieten zich horen. Voor het snijden van "zeegroenten" moest men wel een eindje om lopen, maar een vergunning was stellig niet vereist. Rondom het fort lag, zoals gebruikelijk, een gegraven gracht. Maar van grote waterpartijen zoals nu. was zeker geen sprake. Ook de opgaande begroeiing van o.a. wilgen en vlieren ontbrak, zeker in de eerste decennia van het bestaan van het fort. Er heerste wel een heerlijke rust, die wellicht af en toe verstoord werd door grote troepen kauwen, die in en rond het fort hun verblijfplaatsen hadden. Het is overigens niet onwaarschijnlijk, dat deze vogels minder talrijk waren, aangezien we met cultuur volgers te doen hebben. Voor hun voortbestaan zijn ze min of meer op de mens aangewezen. De bewoners van het fort, vermoedelijk zo'n 100 man, kenden hun afvalproblemen. Eksters en kraaien zal dit niet onopgemerkt zijn geble ven. Het afval, dat in het water van de Wester- schelde of de Welzinge verdween, zal de nodige zilver- en kapmeeuwen hebben aangetrokken. Nu ademt het fort, zeker in de ochtendstond, een serene rust uit. Afhankelijk van het tij kunnen we genieten van de talrijke vogels, die op het aangroeiende Rammekensschor foura- geren. Af en toe ruziezoekend gaan ze op de wiek om de toeschouwer gelegenheid te geven hen nadrukkelijk gade te slaan. Bergeenden staan in het ondiepe water en zoeken met hun snavel de modderige bodem af naar allerlei schelpdieren. Wanneer we dit alles overzien is het moeilijk te begrijpen, hoe andere Zeeuwen plannen koes terden dit gehele gebied met een hoge dijk te omgeven teneinde daar verontreinigd havenslib te dumpen. Ondernemende lieden dromen nog steeds van een groter industriegebied, maar zij, die van mening zijn, dat "de mens niet alleen van brood zal leven" danken God, dat deze rampen voor lopig aan het aftandse fort voorbij zijn gegaan. Natuurrampen laten in ieder geval nog iets beters achter. Daarvan getuigen de eenden, die in rustig, maar diep vaarwater, het buitendijkse getureluur over zich heen laten gaan. Meerkoe ten, waterhoentjes, dodaarsjes alsmede slob- en kuifeenden vinden er hun heil. Ook het omliggende bos, na de oorlog aange plant als natuur- en rekreatiegebied, herbergt een groot aantal vogels, die door ornithologen bij de rubriek "zangvogels" worden ingedeeld. "Fritis, tjiftjaf, nachtegaal, u hoort ze strakjes allemaal!". En zelfs de zeldzame wielewaal laat zich horen en soms als gouden sieraad zien. De bouwheren van het fort zullen zich bij het bereiden van de specie nooit hebben kunnen indenken, dat eens grote aantallen planten de hoge muren zouden tooien. Muurbloemen in verscheidene gele tinten klimmen als het ware omhoog en bieden in de meimaand een fantas tische aanblik. Talrijke minder opvallende plan ten zijn eveneens aanwezig zoals de muurleeu- webek en het dito varentje. Zelfs de veel forsere eikvaren weet zich te handhaven. Boven onze hoofden zwermen de gierzwaluwen, maar ook de echte als huis- en boerenzwaluw 13

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1993 | | pagina 15