cadeau ontworpen en uitgevoerd, bestaande uit
een bruidszakdoek en een tafelkleed met pla-
cemats en bijpassende vingerkomkleedjes. Er
werden 13 vingerkomkleedjes gemaakt, 12 voor
het prinselijk bruidspaar en 1 voor de ontwerper
van het geheel. Dat kleedje is in de familie van
de ontwerper geregeld gebruikt en na tientallen
naren weer opgedoken, versleten en verfom
faaid. Ka, die destijds een van de vingerkom
kleedjes kantkloste (Tine de Vos werkte aan het
grote kleed) gaat proberen aan de hand van een
fotokopie van het ontwerp het 13e kleedje te
vervangen door een gloednieuw exemplaar.
In mei 1940 werd in Rotterdam een verkoopten
toonstelling van kant gehouden. Bij het bom
bardement van die stad ging al het werk, ook
het Westkappelse, door brand verkoren. De
oorlog betekende het einde van ,,Het Molen-
wiekje". Na de oorlog was er voor zoveel
handen werk dat er geen behoefte aan herleving
van de oude huisnijverheid bestond. De vele
uren die het fijne werk vraagt leveren ook allang
geen volwaardig uurloon meer op. Ka liet een
gekantklost zeepaardje zien, dat ongeveer 10
uur arbeid plus het materiaal kost. Voor zo'n
zeepaardje vraagt men in Brugge ongeveer
f 90,De conclusie is niet moeilijk. Dat
neemt niet weg dat nog altijd enkele duizenden
vrouwen in ons land de edele kunst van het
kantklossen als hobby beoefenen. Ze doen dat
in 60 kringen, o.l.v. kringleidsters. Als kring
leidster van kantkloskring „De speldenwerk-
sters" in Goes heeft Ka zo'n 50 kantwerksters
opgeleid en ook nu heeft ze nog 7 leerlingen.
Leverden Brabantse kantwerksters materiaal
voor de daar gedragen klederdrachten, het
Westkappelse Molenwiekje heeft, op wat rand
jes voor de beuk na, nooit voor de eigen kleder
dracht gewerkt. Voorde Walcherse muts wordt
immers broderie gebruikt, Ka Dekker kent
maar 3 langetkappen waarvoor Parijse of „pot-
tenkant" werd gebruikt. Ze behoorden toe aan 3
tantes van haar moeder. Eén exemplaar werd
door de eigenares geschonken aan het Zeeuws
Museum, de bestemming van de tweede is
onbekend, maar nummer 3 is in haar bezit.
De kap werd prachtig opgemaakt in Westka-
pelle en is werkelijk iets bijzonders.
In haar huis in Kloetinge heeft Ka Dekker een
flinke bibliotheek van boeken over kant in vele
landen. Aan de wand hangen voorbeelden van
diverse soorten kant van haar hand. Ook het
embleem van de Soroptimistenclub „De Beve-
landen" waarvan ze al vele jaren lid is. Ze
ontwierp dit embleem in kloskant.
In 1933 verscheen het door haar oud-lerares,
mevrouw Schutten, geschreven boek „Kant
werk, het maken van kloskant". Ongenoemd
komt daarin veel van het Westkappelse klos
kant voor, dat als volkskunst gold maar door
mevrouw Schutten gewaardeerd werd als echte
Hollandse kloskant van een eigen stijl.
Nuttigen nodig, zo luidt de titel van het interes
sante boek van Patricia Wardle. Nodig was het
Molenwiekje voor het Westkappelse meisje Ka
Dekker eigenlijk niet. Nuttig misschien wel.
Maar aan het eind van het gesprek, dat voor de
schrijfster van dit verhaal de speciale charme
had dat het haar familie betrof (mijn vader was
een neef van zowel Ka als wijlen Maatje
Dekker), kan vooral geconcludeerd worden dat
het kantwerken haar een bijna levenslange
vreugde over zelfvervaardigde schoonheid heeft
bezorgd. En een motief om steeds meer te weten
te komen over de vele facetten van kant. Haar
kennis en kunde heeft ze doorgegeven en de
geschiedenis van het Westkappelse Molenwiek
je wordt mede door haar bewaard voor het
nageslacht.
M.J. Daamen-van Houte
Dit artikel is gebaseerd op gegevens uit het boek „Nuttigen
nodig" van Patricia Wardle en een interview met mevrouw
K. Dekker.
Zij gaf het boek over de Nederlandse kantopleidingen ten
geschenke aan de Heemkundige Kring Walcheren ter bewa
ring in het archief van de Kring.
Hiervoor is het bestuur haar zeer erkentelijk. Het archief
van de Kring is opgenomen in het Gemeente archief te
Middelburg, alwaar het geraadpleegd kan worden. Boven
vermeld boek zal daar binnenkort ter inzage aanwezig zijn.
23