Ook het landschap vertelt ons een verhaal. We
moeten de geschiedenis uit ons landschap kun
nen blijven aflezen, zoals we dat ook kunnen uit
onze gebouwen, onze schilderijen, onze archief
stukken. Een cultuurlandschap is een vorm van
een archief. J uist een vereniging als de onze kan
tot dat besef bijdragen. Het besef dat de
geschiedenis ons voor een belangrijk deel de les
dient te lezen voor de toekomst, de toekomst
van ons landschap in dit geval.
Dat landschap is er niet voor een bepaalde
groep, het is van en voor ons allen. Ook van en
voorde leden van onze Kring. Het zijn vandaag
niet alleen de boeren als de belangrijkste gebrui
kers van de ruimte, maar ook de stedelingen die
zich betrokken weten bij het landschap, bij
Walcheren. Niet alleen de inwoners van Koude-
kerke of van Biggekerke of van Veere, maar ook
de zomerse recreanten uit de Randstad en uit
het Ruhrgebied. Eigenlijk is daarmee niet zo erg
veel veranderd ten opzichte van vroeger, toen de
boeren hun invloed moesten delen met de heren
uit M iddelburg en de vroege badgasten in Dom
burg. Ook vroeger mocht Walcheren zich ver
heugen in de aandacht, de bezorgdheid van een
ruimere kring dan die der inwoners. Wist u
bijvoorbeeld dat het landelijk nieuws was wan
neer voor de oorlog de meidoorn op het eiland
bloeide? In mei 1939 kondigde een landelijk
dagblad aan: "Tegen het einde van de week zijn
ze geheel in bloei, en geheel Walcheren geurt
dan naar de witte bloesems, die in de Meimaand
aan dit eiland zoo'n bijzondere bekoring ver-
leenen". Veel ogen zagen ook toen al toe. Dat
was nog sterker het geval korte tijd later, toen
het eiland - naar het scheen - voor altijd ten
onder was gegaan. Schéén, want: "Te veel
oogen zien u nog en te veel harten weigeren nog
u prijs te geven", aldus mevrouw Nijhoff in "De
dagen spreken"21.
Maar terug naarnu, naar 1993. Vandaagdienen
ook bestuurders zich te realiseren dat het land
schap van ons allen is, ook al kan dat in de
praktijk wel eens lastig zijn, en lijkt het alsof ze
hinderlijk voor de voeten worden gelopen. Ik
heb niet willen beweren dat de luidste stemmen
-en recreanten en stedelingen willen nogal eens
luidruchtig zijn - het meest gehoord moeten
worden. Een Walcherenaar is van nature wat
zwijgzamer, maar in dezen wel de meest be
trokkene. De overheid moet zich realiseren dat
veel ogen toezien, dat velen - zo hoop ik althans
oprecht - willen meedenken. Ook velen uit onze
Kring. Anders dan vlak na de oorlog is daar nu
zeker tijd voor. En er is stellig meer kennis
voorhanden; en anders ligt het onder meer op
de weg van een heemkundige kring, die kennis
te vergroten. In dit verband is het terecht dat de
Bond Heemschut onlangs per brief alle heem-
en oudheidkundige verenigingen in onze pro
vincie nadrukkelijk heeft aangesproken op de
specifieke deskundigheid en verantwoordelijk
heid op dit terrein. De leden van de diverse
verenigingen zouden heel goed kunnen funge
ren als de ogen en oren van deze, al meer dan
tachtig jaar actieve Bond.
Vergeleken met de naoorlogse jaren is er in elk
geval meer betrokkenheid bij het landschap.
Valse romantiek en nostalgie zijn daarbij slech
te drijfveren, zoveel hebt u hopelijk uit mijn
betoog kunnen opmaken. We moeten bijvoor
beeld niet vergeten dat een gezonde landbouw
die in bepaalde gebieden de ruimte heeft in een
efficiënt ingericht landschap, in ons aller voor
deel is.
Ik keer tenslotte nog eenmaal terug naar mijn
uitgangspunt, de relatie tussen cultuur en land
schap. Walcheren is vóór alles een cultuurland
schap. Welnu, sommigen hebben wel geconsta
teerd dat cultuurlandschappen het niveau van
onze beschaving registreren. Die beschaving
rekent het wél tot haar opdracht een deel van
het verleden in de vorm van bijvoorbeeld mo
numenten door te geven aan een volgende gene
ratie. Zou dat dan niét gelden voor het cultuur
landschap? De al eerder aangehaalde Huizinga
schreef in 1943, middenin de oorlog en kort
voor zijn overlijden: "Het is veel meerdan enkel
een idyllische of romantische achtergrond, die
ver-dwijnt, waar een landschap verminkt wordt.
Er gaat iets te loor van den zin van het leven"22.
En - hij is hier ook al eerder genoemd - de
Kamper hoogleraar in de ethiek Rothuizen,
evenmin een onbekende op Walcheren, schreef:
"Wil het menselijk onder ons blijven toegaan
dan moet er adem kunnen worden gehaald. En
dan moet er landschap blijven. Het landschap is
niet het hoofd of het hart - laat staan de ziel
maar wel de adem van de cultuur"2-'.
10