ARNEMUIDEN klokgelui van iets op de hoogte wilde brengen. Het omstreden nieuwe muurtje rond de kerk, uitgevoerd in felrode baksteen, viel ieder op. Toch is deze steen speciaal gebakken in over eenstemming met de steen die voor de kerk is gebruikt. De tand des tijds zal het kleurverschil zeker kleiner doen worden. In de hof bevinden zich ook de graven van enkele Engelse soldaten die in 1809 zijn omge komen bij het bombardement op Vlissingen. De graven zien er keurig verzorgd uit. Het onderhoud hiervan is in handen van de gemeen te. Waarom deze soldaten in Koudekerke be graven zijn is volgens de heer Rooze onbekend. Geen enkele archiefdienst kon hem dit vermel den. Mogelijk dat dit De Wete kunt laten weten! De wandeling eindigde in Hotel Walcheren, waar alle aanwezigen door de gemeente Valke- nisse onthaald werden op koffie met moppen (inwoners van Koudekerke worden moppen- vreters genoemd). Burgemeester Plomp had op uitnodiging van onze gids deze dorpswandeling bijgewoond en kreeg hier het woord. Hij gaf een korte uiteen zetting over de plannen m.b.t. de herinrichting van het Dorpsplein. Hierna dankte onze voorzitter de heer Rooze allerhartelijkst voor de wijze waarop hij dit alles had georganiseerd. Haar dankwoord ging ver gezeld van een boeket bloemen ter gelegenheid van zijn pasgevierde 91e verjaardag. R. Rauwe-Labruyère De heer Midavaine stuurde dit verhaal in. Het is van de hand van de bekende dialekt- schrijver D.A. Poldermans en eerder gepubli ceerd in 1927. Lustig wapperde de "Erremusche" wasch aan de vele drooglijnen in de pittige morgenkoelte en de verweerde, begroend-rooie pannendaken van de vertrouwelijk tegen mekaar geplakte lage huisjes warmden zich knus in de vroolijke, jonge Julizon. In de smalle straatjes was nog niet veel levendig gedoe: ,,'t durp was op z'n besten wakker". Hier een verver, die de deur en de luiken van een in elkaar gedoken huisje in een nieuw groen-met- wit öp deed bloeien; daar 'n Erremuusch visch- vrouwtje in-den-dop, dat d'r blauw-en-zwart baaien rok, „d'r keus", in 't donker gapende deurgat uitklopte, want: „merrege is 't ommers Zondag?". 'n Ouwe vrouw steekt d'r grijze hoofd met de krappe, witte muts en de „gouwe krullen" bui ten de deur en roept in d'r zangerig-lijmig dia lect d'r overbuurvrouw, die aan 't ruiten zeemen is, toe. „Burè-è, ei je Jan a heziè-è-è?" „Ejaeét!" En meteen valt je dat eigenaardige van die Arne- muidsche taal op. Een Zeeuwsch dialect is er niet. Schouwsch, Toolsch, Zuid-Bevelandsch, Walchersch: alles heeft z'n eigen stempel. Er is zelfs onderscheid tusschen de deelen van een zelfde eiland, maar zoals ze hier op Arnemuiden spreken, doen ze nergens anders, ook niet op Walcheren. De woorden worden gerékt en de laatste lettergreep van ieder zinafsluitend woord krijgt 'n toonloozen staart. Probeer maar: „Moedè-è-èr!" „Wattè-è-è?" „Daer ei je 'n Goesch mannetjè-è-è" „Zooè-è-è. En wat komt die doe-è-è?" „Ie kom' mie 'n verlotehè-è-è"* „Zooè-è-è! Je mö zegge, datte me nie mee doe kunnè-è-è; want datte me mae erreme visch- tertjes binnè-è-è!". Dat steevast de g voor h en omgekeerd de h voor 'n g wordt uitgesproken, is algemeen Zeeuwsch. 'n Echte Zeeuw verliest dat noot. - Aan de kaai praai ik drie ouwe visscherslui, waarvan de een wanhopige pogingen doet om z'n kauwspieren voorgoed Maar nee, hij is al 'n end in de zestig en z'n kakengymnastiek blijkt goed te hebben gewerkt. Ze nemen me heel 3

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1992 | | pagina 5