san (39), afkomstig uit Oberhausen, op 30 April 1944 te Koudekerke door een ongeluk met elec- triciteit de grenadier Johan Lisz 18), geboren te Vitzlin in West-Preussen, terwijl Franz Vonder- bank (41), Gefreiter bij het 5e Landesschützen Ersatz Bataillon, geboren te Aachen, op 8 Au gustus 1944 te Middelburg bezweek aan de gevolgen van een maagoperatie. Een auto-ongeluk te Oostkamp bij Brugge kostte op 4 September 1944 het leven aan de Obergefreiter van de Marine-artillerie Oskar Balhausen (40) uit Osterwieck (Sachsen-Anhalt). Een uitgebreidere categorie vormen de slachtof fers van de echte dienstongevallen: op 16 Sep tember 1940 kwam een tiental telegrafisten van de Luftwaffe bij Westkapelle door een mijn ongeluk om het leven, op 7 December 1943 bij een soortgelijk ongeluk te Oostkapelle vier man en op 20 Januari 1944 drie man te Domburg, waaronder de Major Helmut Hundhauser (52) uit Berlin. Verder kwamen ongelukken voor met handgranaten en geweren: op 6 Maart 1944 ontplofte het geweer van Oberkannonier Emil Kargel uit Leitmeritz in Bohemen, ingedeeld bij de 2e Artillerie Ersatz Abteilung, een ongeluk met een handgranaat kostte op 21 Februari 1944 te Domburg het leven aan Jager Konrad Wiget (18) uit Griesingen (Baden Württemberg). Door de ligging van Walcheren aan de zee spoel den in de oorlogsjaren vele stoffelijke overschot ten aan. Dat begon al in Augustus 1940 toen op de 22e het lichaam werd gevonden van Willy Heuberger (20), Gefreiter bij de Luftwaffe. Heuberger -drager van het IJzeren Kruis- was op 22 Juli 1940 boven het Engelse Kanaal om het leven gekomen. Op 21 Augustus 1940 spoelde bij Westkapelle het lichaam aan van een onbekende Oberleut- nant, hij werd begraven in een kist van 12,60 en voor het kruis werd 5,08 gerekend. Ook duurdere kisten werden gebruikt, bv. voor Flieger Christian Weiss (27) uit Kulmbach (Bayern), die op 26 Augustus 1940 te Vlissingen aanspoelde, hij werd begraven in een kist van 23,00, waarschijnlijk ging het in dit geval om een hoge Zuid-Duitse kist. Vooral de Kriegsmarine had het in de Zeeuwse wateren zwaar te verduren. Op 16 September 1940 was het al goed raak: een achttal schepe lingen verbrandde na een bomaanval op een voorpostenboot, één van de slachtoffers is Kadett Philipp Grindt (19) uit Karlsruhe. Een zevental matrozen laat op 21 Juni 1942 op zee het leven, op 1 Januari 1943 weer zeven en een bijzonder groot verlies werd op 3 Oktober 1943 bij Veere geleden toen zestien zeelieden omkwamen, waaronder Richard Goschzau uit Cottbus (Brandenburg). Deze Funkgefreiter was één dag eerder 19 jaar geworden! En het gaat maar door! Op 2 September 1944 een verlies van acht man, één daarvan is de Matrosen-Obergefreiter Eugen Beek (24) uit Steinbach (Bayern). Nog een categorie wil ik belichten, nl. de men sen die uit wanhoop of angst een einde aan hun leven maakten. Zij werden op een apart gedeelte van het kerkhof begraven. Laat ik er één noemen: Arbeitsmann Heinz Herbert Kurbje- weit uit Heidekrug (Memelland), die op 11 Mei 1943 op 17-jarige leeftijd zichzelf het leven benam. Wat is er in deze man -een kind nog- omgegaan, ruim 1200 kilometer van huis en haard? Merkwaardig is in dit verband ook nog de dood van Kurt Schussler uit Zürich (Zwitserland). Bij de archiefstukken trof ik een brief uit 1948 aan van zijn Duitse verloofde, die naar zijn lot informeerde. Zij schreef bij geruchte te hebben vernomen, dat Kurt wegens desertie zou zijn gefussileerd. Wat er precies gebeurd is kon ik niet vaststellen, maar het verhaal is niet onaan nemelijk, gelet op het feit dat hij bij de zelf moordenaars is begraven. Tot zover de beschrijving van de individuele gevallen. Ik kom nu tot de behandeling van de gang van zaken na de bevrijding. Op 20 Maart 1947 richtte de gemeente Vlissingen zich tot de Duitse Gravendienst in Den Haag met het ver zoek om voorrang bij de verwijdering van de stoffelijke resten van de Duitsers. Als reden werd opgegeven dat men wilde overgaan tot het aanleggen van een nieuwe hoofdverbindings weg voor het uitbreidingsplan. Op 3 December 1947 verklaarde de gemeente zich zelfs bereid de kosten van het opgraven en vervoer van de lijken voor haar rekening te nemen. Dat was op de dag dat met het opgraven werd gestart. Tijdens deze opgraafwerkzaamheden deed zich nog een merkwaardig feit voor: een drietal kis ten bevatte bij controle geen menselijke resten, maar aarde of rivierzand. Vermoedelijk heeft zich dus tijdens de oorlog een drietal schijn- begrafenissen voorgedaan. Maar de reden hier van kunnen wij slechts gissen. De opgraafwerkzaamheden werden op 5 Fe bruari beëindigd. Alle stoffelijke resten werden 13

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1992 | | pagina 15