DE ENGELSE KERK TE MIDDELBURG
Tekening: A. Dillens
"De Aarde en haar Volken", 1875.
'Eit ze smak op dien joen?"
Heeft ze een oogje op die jongen?
"Die joen 'eit 't vaidertje op dat pronte meisse".
Die jongen heeft een oogje op dat knappe meisje.
't Vaidertje" is afgeleid van "op iemand valle"
en dit betekent: het op iemand voorzien hebben.
't Is krul an mee dat meisse van joe en die joen
van mien".
Die dochter van je en die zoon van mij hebben
serieuze verkering.
"Ze draege nog een rienk van pissebedden
Dit werd gezegd van een koppeltje dat nog maar
pas verkering heeft. Een gevlochten ring van
bloemen is erg kwetsbaar en de bloemen zijn na
een dag verdord.
"Dat meisse loopt mee een opgeraepte joen".
Het Woordenboek der Zeeuwse Dialecten geeft
als voorbeeld bij "opraepe": een opgeraepte
domenie, dokter, timmerman". Hiermee wordt
iemand bedoeld, die zijn beroep uitoefent zon
der daartoe bevoegd of bekwaam te zijn.
"Een opgeraepte joen" zou dan een jongen zijn,
die niet eerder verkering had. Ik denk dat deze
uitdrukking ongeveer dezelfde betekenis heeft
als "Ze draege nog een rienk van pissebedden".
't Is kapot tussen Dë en Jöös. Korteliengs was
't nog ëêl tussen die twêê
De verkering tussen Debora en Joost is uit.
Kort geleden was het nog aan tussen die twee.
Pissebedden: paardebloemen
Geraadpleegde bron:
Woordenboek der Zeeuwse Dialecten.
F. van den Driest
Cellebroersklooster
In 1471 werd in Middelburg het Cellebroers
klooster gesticht. Een ordonnatie van paus
Sixtus gaf opdracht tot de oprichting van
een conventkijn mit sine toebehoeren van broe
deren, gheheeten Cellebroers, binnen onser
stede in Westmonstere prochie
Vanwege hun zwarte pij werden ze zwartbroe-
ders genoemd. Ze moesten de doden helpen ter
aarde brengen, aan wat ziekte, hetzij pesti
lentie, hetzij andere, zij mochten gestorven zijn
In 1480 werd de kapel van hun klooster ingewijd.
In 1574 (na twee jaar beleg) veroverden de
Geuzen de stad. De Spaanse bevelhebber Mon-
dragon verkreeg voor zijn troepen vrije aftocht.
Ook voor de monniken van de 10 kloosters, die
Middelburg toen rijk was. Ze vertrokken alle
maal, behalve de Cellebroers. Die "mochten"
27