sten, beleefde aanbevelingen en kwistig uitdelen van dranken en sigaren, want de neringdoenden en handelaren uit de stad verstonden uitnemend de kunst, hun afnemers in een goede stemming te brengen. Al die borrels en dat rookgerei kwamen er later wel uit, vertelden zij elkander voldaan. De boeren deden aan die ophalerij en dat betalen van rekeningen niet mee. En zó zij het deden, dan toch op veel kleinere schaal. Meestal enkel bij maljenier en apotheker. Zij betaalden hun jaarnota's in de regel dadelijk bij de ont vangst. De ambachtslieden deden dit door gaans een week later. Men zal vragen: "en de andere Nieuwejaersdunderdag-gangers?" Zij, die zich niet om jaarnota's en de betaling ervan bekommerden? Hoe brachten zij deze feestdag door? Die anderen vormden de overgrote meerderheid. De "joenkheid", dat wil zeggen: alles wat "manne- en vrouwedeeg" oftewel vol wassen was, vertoefde in de herbergen of zwier de zingend en hossend door de straten. Luid ruchtig en uitgelaten; meest allen zichtbaar onder de indruk van het doorgaans onmatig drinken van alcoholische dranken. De vrouwe lijke jeugd deed daarbij voor dejonge leden van het sterke geslacht niet onder en velen gingen tekeer als echte bacchanten. Onder al die over dadige uitingen van feestvreugde, van blijheid om het leven zelf en onder deze ontlading van lang in toom gehouden hartstochten en natuur lijke verlangens, werden tedere banden aange knoopt. Het ging haast vanzelf en zonder enige voorafgaande overweging, maar heel vaak ble ken het banden te zijn, die gedurende een lang aards bestaan niets van hun kracht en gel digheid verloren. De ouderen legden het bedaarder aan. Hun gelaat bleef de kalme onbewogenheid vertonen, die het altijd te zien gaf. Alles wat boer was, zocht een plaatsje op de markt en voegde zich bij een groep kennissen, familieleden of geest verwanten. Daar werd van gedachten gewisseld over het nieuws van de dag, over de graanprij zen, de politiek en de heftige kerkelijke strijd van die dagen. Als het over de laatste ging een geliefd thema op Walcherenkwamen de strakke gezichten uit de plooi en werd er heftig gegestikuleerd, om eigen betoog kracht bij te zetten. Maar al dat drukke gedebatteer veroorzaakte dorstige kelen en liep uit op een langdurig ver blijf in het eigen stamcafé, dat geen enkele Walcherse boer ooit ontrouw werd. De welge- stelden onder hen, de leden van de echte, toen reeds langzaam uitstervende, Walcherse boeren- aristokratie, kon men vinden in "De Vriend schap" van Groenewege, waar allen hun eigen stamtafeltje hadden. Waagde iemand anders het, zich daarbij neer te zetten, dan werd hij terstond door een der kelners beleefd verzocht elders plaats te nemen. Zich aan zulk een "ver grijp" schuldig te maken werd als het toppunt van brutaliteit beschouwd. De andere boeren, de minder rijk met aardse goederen bedeelden, groepten samen in café "De Eendracht". Zij vormden de grote meer derheid en beide groepen lieten zich heel weinig met elkaar in. Een derde kategorie marktbezoekers en feest gangers waren de neringdoenden en de kleine handelaartjes uit de Walcherse dorpen. Dezen verzamelden zich in "De Koophandel", een café dat als "de kroeg van 't mindere volk" be schouwd werd. De eigenaar-beheerder was een goed van de tongriem gesneden Westkappelaar van origine. Het deed wel wat vreemd aan, dat haast al de exploitanten van de Middelburgse volkskroegen uit die tijd, geboren Westkappe- laars waren.) Maar de bezoekers van al die drankgelegenhe den, hetzij ze rijk of arm waren, stemden in één ding overeen: ter gelegenheid van de feestdag dronken allen een extra borrel. Laat ons, om de waarheid getrouw te blijven, liever zeggen: véle extra borrels. De gevolgen bleven natuurlijk niet uit. Bij het weer betreden van de markt bleken velen zó onder de indruk, dat zij nauwelijks staan noch minder lopen konden. "Houd je roer recht, boe- relul", zo werden zij vaak door brutale belha mels uit de stad nagejouwd. De boerinnen zochten hun vertier bij en tussen de marktkramen, die deze dag ook in groter aantal dan anders aanwezig waren. Of zij stonden de breedsprakerigheid te bewonderen van de rumoerige standwerkers. De boerinnen versterkten de inwendige mens door het nuttigen van "Franse broodjes"* of "draoiers" in de beide lunchrooms, aan de andere, de oostzijde van de Markt en door het drinken van ettelijke koppen chocolademelk. Natuurlijk stonden ook bij hen de monden geen ogenblik stil. De "cronique scandaleuse", de ophanden zijnde gedwongen huwelijken en de 6

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1992 | | pagina 8