kend door Mies Elout-Drabbe.
Toorop schrijft in 1914 aan zijn vrouw Annie
Hall naar de Barbarossastraat in Nijmegen: "Er
is een grote toeloop van vluchtelingen uit België.
Ik eet alle dagen met Piet Mondriaan in Pension
Wilhelmina".
Dat is er nu nog en wel als hotel in de Noord
straat.
Of Mondriaan na 1915 ook nog in Domburg is
geweest, is niet duidelijk. Zijn vriend Van den
Briel schrijft daarover: "Ik weet ook niet hoe de
verdeling geweest is in den tijd tusschen Laren
(waar hij een atelier had) en Domburg. Mon
driaan is toch nog vrij lang in Laren geweest" en
"ik denk dat de verhouding zoo wat half om half
voor Laren en Domburg, misschien Domburg
iets meer". Dit zou dan gelden tot zijn vertrek
naar Parijs op 14 juli 1919. Er zijn echter geen
bewijzen te vinden dat hij na 1915 nog in Dom
burg is geweest, het blijkt niet uit zijn brieven
(mededeling H. Henkels, conservator Haags
Gemeente Museum en Mondriaan-kenner).
De Domburgse periode is zeer belangrijk voor
Mondriaan geweest. In navolging van zijn oom
Frits Mondriaan schilderde hij oorspronkelijk
in de trant van de Haagse school romantische
landschappen, vage beeldvormingen, vooral in
grijze kleuren en gedempte tinten. Al spoedig en
zeker na zijn verblijf in Brabant, waar hij diep
gaand met zichzelf en zijn schilderwijze bezig is
geweest, gaat hij anders schilderen.
Grotere vlakken, duidelijke contourenomtrek
ken en een steviger schilderstrant. Vanaf 1905
gaat het zon- en maanlicht een belangrijke rol
spelen in het werk van Mondriaan. Titels als:
"Molen in maanlicht", "Boerderij in de avond",
"Zomernacht", "Boerderij 's morgens", "Molen
in de morgen" spreken voor zichzelf. Het gaat
bij hem dan allang niet meer om duidelijke
details maar om afgegrensde kleurvlakken.
Of er al sprake is van tegenstelling en evenwicht
tussen het horizontale en het verticale, is minder
duidelijk. Het gevaar van het zien van zijn vroe
gere werk in het licht van het latere is niet
denkbeeldig, waardoor men zijn werk niet meer
kan bekijken zoals het bedoeld is en men er
meer in gaat zien dan wat Mondriaan ermee
wilde uitdrukken. Als men een kind teveel ziet
in het licht van wat het later zal worden, doet
men het kind als kind tekort. Hetzelfde geldt
ook voor het vroegere werk van een later
beroemd geworden schilder.
Toen Mondriaan naar Domburg kwam, was hij
al 36 jaar en een gevestigde schilder. Hoewel vrij
zeker ook reeds in Amsterdam, is hij vooral in
Domburg met een andere wijze van schilderen
in aanraking gekomen en wel met het luminis-
me. Toorop zal daarbij een belangrijke rol ge
speeld hebben. Deze was internationaal georiën
teerd en naast het feit dat het symbolisme bij
hem een belangrijke rol speelde, is hij ook
degene geweest die het pointillisme (een vorm
van luminisme) hier geïntroduceerd heeft, denk
aan: "Kanaal nabij Middelburg" en "Het gebed
voor de maaltijd". Toorop was met deze nieuwe
vorm van schilderen in contact gekomen in
Brussel. In deze schildertechniek wordt gepro
beerd door kleurenstippels een bepaald lichtef
fect te bereiken. Toorop gebruikte deze stippel
techniek echter minder voor het weergeven van
het licht als wel om het scheppen van sfeer en
het uiten van sociale bewogenheid. Ook Hart
Nibbrig heeft deze techniek toegepast, b.v. in
"Arbeiders woning" en "Portret Walcherse boer".
Het eerste schilderij dat Mondriaan op deze
wijze heeft geschilderd is "Molen in zonlicht"
(waarover later meer), dat veel indruk heeft
gemaakt. Daarna kwamen: "De vuurtoren van
Westkapelle" (die hij daarvoor ook op een
andere wijze had geschilderd), "De kerk van
Zoutelande", "De kerk van Domburg", "Dui
nen", de reeds genoemde "Zeeuwse boer",
"Zeeuws meisje", "Het Zeeuwse boerderijtje" en
vele andere schilderijen. Evenals met "De Haag
se school" heeft Mondriaan ook dit werk op zijn
geheel eigen wijze verwerkt. Daardoor is de
invloed van Toorop op Mondriaan heel beperkt,
is alleen aanleiding geweest tot een andere wijze
van schilderen. Men sprak bij hem ook wel van
"stippels als hagelstenen" en hij paste in plaats
van stippels ook wel streepjes toe (divisionisme:
het naast elkaar plaatsen van kleuren).
Wat betreft het schilderen van de "Zeeuwse
boer" ging het Mondriaan zeer waarschijnlijk
minder om een Zeeuwse boer maar wilde hij de
psyche van alle Zeeuwse boeren weergeven en
ging het hem bij het meisjesportret niet om
Joane Wisse, maar om de ziel, het karakter van
alle Zeeuwse vrouwen (A.B. Loosjes-Terpstra).
Mondriaan verdiepte zich dus evenals in Bra
bant, in het boerenleven. Het feit dat hij Wisse
goed kende (die op dat moment geen boer meer
was) maakte het voor hem makkelijker. Toch
moet niet vergeten worden dat Mondriaan voor
28