DE KARMOZIJNBES;
EEN NEDERLANDSE AMERIKAAN IN DE MANTELING
Evenals een stad, die op een berg ligt, niet ver
borgen kan blijven, zo trekt ook de karmozijn
bes onmiddellijk de aandacht van de oplettende
wandelaar.
Dit was zeker het geval na de mooie, warme
zomer van '91 in de duinen van het waterwinge
bied Oranjezon, ,,'t Is een vreemdeling zeker,
die verdwaald is zeker", neuriën we zachtjes,
terwijl we de manshoge planten bekijken met de
roodaangelopen stengels, de fraaie groen-rose
bloemtrosjes en de glimmend zwarte bessen.
De atlas van de Nederlandse flora, deel 1:
"Uitgestorven en zeldzame planten" licht op
pag. 163 een tipje van de sluier op. Het betreft de
Westerse karmozijnbes, Phytolacca americana.
Bestudering van het verspreidingskaartje leert
ons, dat de belangrijkste Nederlandse vind
plaats gelegen is tussen Oostkapelle en Vrou
wenpolder. Om precies te zijn tussen het paadje
naar zee vanaf Sluitershoek tot aan de slag bij
het pompstation. Dat wil echter niet zeggen, dat
de plant elders niet voorkomt. Zo prijkte ze
afgelopen najaar nog in volle glorie tussen de
struiken nabij het Middelburgse ziekenhuis.
Dat ook Leiden al jaren een vindplaats kent is
wellicht alleen interessant voor de statistiek. In
dit artikel wil ik eens aandacht besteden aan
deze bijzondere plant, die onze aandacht in
velerlei opzicht waard is.
De eerste ontdekking
Het is de heer P. de Bruijne uit Wageningen, die
in 1901 de plant voor het eerst tegenkomt. De
befaamde florist H. Heukels, die heel wat flora's
op zijn naam heeft staan, maakt hiervan mel
ding in het tijdschrift "De Levende Natuur" (6e
jrg. 1902, pag. 281).
De volgende melding dateert uit 1912 wanneer
H.Z. en J. Pinkhof uit Amsterdam de plant
aantreffen in het Oranjebosch.
Ook uit 1918 bereikt Heukels een mededeling,
die betrekking heeft op een plant uit het eerder
genoemde bos te Oostkapelle.
Uitvoerige informatie krijgen we van de aan
komende tuinarchitect C. Sipkes. Hij maakt
van de nood een deugd wanneer hij als dienst
plichtig militair op Walcheren is gelegerd. Niet
alleen trekt hij de toen zo veel rijkere natuur in,
maar noteert wat hij ziet.
In "De Levende Natuur", 24e jrg. 1920 staat een
zeer lezenswaardig verhaal "Walcherse Noord
rand" met daarin een foto van de karmozijnbes
(19 aug. 1919). Gezien het formaat zal hij
gebruik gemaakt hebben van een oude platen-
camera en schrijft daarbij: "Opeens wordt ons
oog getroffen door een tiental manshoge plan
ten met overhangende trossen rose bloemen en,
tenminste in 't najaar, donker glimmende bes
sen". De plant prijkte op verschillende plaatsen
in het Oranjebos, maar bleek zich bovendien als
"onkruid" te verspreiden over het naburige
bouwland.
De herkomst
De intrigerende vraag blijft uiteraard, waar de
plant toch wel vandaan gekomen kan zijn. Sip
kes heeft zo zijn veronderstelling. Op het buiten
"Duinvliedt" nabij Westhove was destijds een
tuinbaas werkzaam, die Schooneboom heette.
Hij interesseerde zich voor allerlei kruiden, dit
tot "hilariteit van de Domburgers". Hij kweekte
ze ook, een aktiviteit, die later door Sipkes in de
duinen van Oranjezon werd nagevolgd. Zo
koesterde hij ook de Phytolacca americana, die
10