VAN DE LAGERE SCHOOL NAAR DE AMBACHTSSCHOOL TE MIDDELBURG De Lagere School Januari 1930, op vele Lagere Scholen was voor de 6e klas het laatste kwartaal aangebroken. En dan? Van school af, en dan aan het werk? Meestal was er al in de loop van januari door het hoofd der school aan de jongens gevraagd welke plannen zij hadden. Was er thuis al over gesproken? Meestal wel. Ik wilde naar de Ambachtsschool, om voor timmerman te leren. Wanneer je zoiets kenbaar maakte, kreeg je van de onderwijzer een rekenboekje mee, dat meest al een vervolg was van dat van de 6e klas. Daar moest je wekelijks een aantal sommen uit maken en als huiswerk inleveren. De inschrijving Meestal was het in januari 'opgeven van leer lingen', dus ging ik met vader naar de Ambachts school om mij op te geven als leerling. De inschrijving geschiedde door de directeur, de heer Doets, persoonlijk, in streepjesbroek en zwarte jas. Ik werd ingeschreven voor de cursus timmeren, later bericht zou volgen. Toelatingsexamen In februari kreeg ik een oproep om toelatings examen te doen. Dit zou een hele dag duren. We kregen rekenen, taal en tekenen. Voor tekenen moesten we 'uit de hand' een spiraal tekenen vanuit vier elkaar snijdende lijnen. De uitslag zouden we later horen. Voor timmeren waren er teveel kandidaten, zodat ik moest kiezen uit schilderen en meubel maken. Ik koos voor meubelmaken. De Ambachtsschool Op 2 april 1930 kon ik voor het eerst naar de Ambachtsschool. De boeken hadden we al eerder gehaald. Ik behoorde tot de gelukkigen die een fiets had, zodat ik beschikte over eigen vervoer. Er waren vele andere eerste klassers omdat er ook nog in andere vakken les werd gegeven, zoals: smeden, bankwerken, elektrotechniek en een machinistencursus. We moesten naar lokaal 15, de meubelmakerij, waar we ontvangen werden door de heer Enke laar, die driejaar onze leraar zou zijn. Er werd ons iets verteld over de gang van zaken op school en iedereen kreeg een werkbank en een kist met gereedschap aangewezen. Alles was genummerd; mijn nummer was 15. We moesten beginnen met het schaven van houten pinnen. Uitvoerig werd ons verteld hoe onze houding aan de werkbank moest zijn om op een juiste manier te kunnen schaven. We hadden les van 8 tot 12 en van half 2 tot 5 uur. Voor diegenen die van buiten Middelburg kwamen, was er gelegenheid om over te blijven in het schaftlokaal. Ieder had daar zijn vaste plaats. Een vaste regel was: 's morgens, bij aankomst de fiets in het fietsenrek en brood op de plaats in het schaftlokaal. We betaalden 35 cent per week en daarvoor kreeg je 's middags 2 kopjes koffie. De conciërge en enkele helpsters verzorgden dat. In de eerste klas werd ruim aandacht besteed aan kennis van de gereedschappen, want alles gign nog met de hand. Behalve het zagen; dat kon ook met de lintzaag mits toestemming van thuis. Het vak tekenen begon met houtverbindingen. Eerst tekenen en daarna als werkstuk: halfhout verbinding, pen en gat-verbindingen, met en zonder groef en sponning- en zwaluwstaartverbin- dingen. Voor het schaven moesten we ook met de beitel leren werken, o.m. haaks steken. Eerst een plank rechthoekig schaven, hierop een zeskant tekenen en dan afsteken. Later werden ook gutsen gebruikt, b.v. voor een vierkante plank met een rond gat. De materialenkennis begon met een les over het meest gebruikte materiaal: het hout. Het op verschillende manieren zagen van een boom. De verdere behandeling, zoals het dro gen. Met allerlei afbeeldingen werden de lessen 22

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1990 | | pagina 24