DE HISTORIE VAN DE WIJK WAARIN IK WOON Zoekend naar een begin voor mijn relaas over de nog korte historie van de straat en de wijk waarin ik woon, te weten de Westerschelde- straat in de Stromenwijk te Middelburg, scho ten mij de woorden te binnen waarmee het eer ste bijbelboek Genesis begint: 'De aarde nu was woest en ledig en de Geest Gods zweefde op de wateren'. Toen ik namelijk 42 jaar geleden als 23-jarige, kort na de oorlog in 1945 in Middelburg kwam wonen, stond Walcheren tengevolge van de bombardementen van de geallieerden op de zeewering, nog grotendeels onder water. En zo was de 'tuin van Zeeland' en het gebied waar ik nu al 28 jaar woon, dus nog woest en ledig. Toen in 1945 het eiland droog begon te vallen, was dit overdekt met een dikke laag modder waaruit de dode, vaak met een laag mosselen en pokken bedekte bomen als de weerzinwek kende armen van een octopus omhoog rezen. Van de Stromenwijk was toen nog geen sprake. Dit gebied, ten zuidwesten van de stad, bestond voornamelijk uit laaggelegen weilanden die in de winter vaak onder water stonden. De komst van het gemaal 'De Boreel' heeft daarin veel verbetering gebracht. Langs de Nieuwe Vlissingseweg, die de wijk ten oosten begrenst, lag een stuk weiland, dat 'De Ijsbaan' heette. Er lagen wat aarden walletjes omheen om het water vast te houden, zodat men er in de winter op kon schaatsen. De Nieuwe Vlissingseweg is het oudste bebouw de gedeelte van de Stromenwijk. Op één der huizen komt het jaartal 1887 voor. Langs deze weg werd rond 1880 een trambaan naar Vlissingen aangelegd. Aanvankelijk was dat een stoomtram, doch deze is in 1910 ver vangen door een electrische tram. Die trambaan bevond zich ten westen van de toen brede, langs de Nieuwe Vlissingeweg gele gen, watergang. In 1905 begon de Stoomtram Walcheren te rijden, die de verbinding tussen Middelburg en Domburg onderhield. De rails voor deze stoom tram liepen onderlangs de dijk van het Kanaal door Walcheren en lagen tot aan de reeds genoemde ijsbaan, oostelijke van de vermelde watergang. Ter hoogte van de ijsbaan bevond zich een ijze ren spoorbrug waarover de tram naar de over zijde van de watergang reed. Voordat de tram de brug opreed, moest er eerst een conducteur de brug overlopen om te kijken of de tram Middelburg-Vlissingen er niet aankwam. Daar na vervolgde de tram zijn weg via de Groeneweg naar Koudekerke. Door de weilanden waarin later de Stromen wijk zou verrijzen, liep de Lageweg, thans de Oosterscheldestraat, in de volksmond ook wel genoemd het Davidswegje, naar de eigenaar van café 'Lommerrijk', thans 'De Pub', die langs de Nieuwe Vlissingseweg staat. De Lageweg liep van de Nieuwe Vlissingseweg naar de Koudekerkseweg en kwam uit bij het buiten 'Toornvliedt'. Vóór het graven van het Kanaal door Walche ren liep de Lageweg echter vanaf de Nieuwe Vlissingseweg in oostelijke richting door. Hij bestaat thans ten oosten van het kanaal nog en heet daar de Oostelijke Lageweg. In het meergenoemde weilandgebied stonden enkele boerderijtjes. Zo stonden er voor de oor log en ook nog wel kort daarna langs de Lage weg de boerderijen van Jan Jansen, later Van de Ghuchte, van Adriaan Vader en de tuinderij van De Box, terwijl langs de Nieuwe Vlis singseweg het nog bestaande, herbouwde hofje van Polderman stond. Door de weilanden liep ook nog het zoge naamde Oliewegje, waaraan de boerderij van Aarnoud Bostelaar stond en dat waarschijnlijk zo genoemd werd naar de peterolieboer Piet de Kam, die daar ook woonde. Nog lang voordat men met de ontwikkeling van de Stromenwijk begon, liet de Stichting Cou- burg, kort na de le wereldoorlog, aan de Lage weg 16 woningen bouwen. Deze staan er nu nog en zijn kort geleden gerenoveerd. Het eerste bouwwerk dat na de oorlog tussen 1949 en 1950 in de Stromenwijk verrees, was het complex van de Coöp. Veilingvereniging Wal cheren, inmiddels overgenomen door de firma Loontjens. In 1956 vond de eigenlijke ontsluiting van de nieuwe woonwijk plaats. Het was in dat jaar, dat voor rekening van de Woningbouwvere niging Middelburg de eerste paal in de grond werd geslagen. 27

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1990 | | pagina 29