inhield dat de versterkingen rond de stad moch ten verdwijnen. Spoedig verdwenen ook de vestingwerken ten westen van het Kanaal en momenteel herinnert —althans aan de landkantalleen nog de Sin gel aan de versterkingen zoals die er na Napo leon uitzagen. Mocht U moeite hebben met het vergelijken van de 2 geheel verschillende kaartjes: de vooruit springende punt met kustbatterij Tromp op de oudste kaart is nu de kaap ten zuiden van slui zen en meteogebouw. Voorde leesbaarheid heb ik op afb. 2 de straatnamen e.d. nog eens in grotere letters bijgeschreven. De kanaal- en havenaanleg was een nieuwe fase in een al eeuwen durend proces waarbij de Vlis- singse havens zich steeds verder oostwaarts uit breidden. Het begon allemaal met het oudste Vlissingen, een kerkdorpje ter plaatse van water toren en stadhuis van nu, en ontstaan aan een kronkelende kreek waarvan nog een stukje in de Spuikom zit en waarvan Slijkstraat en Bree- waterstraat de oostelijke dijken waren. De groei oostwaarts startte begin 14e eeuw met het gra ven van de haven van Alhambra tot Roeiers- hoofd (nu Spuiplein, Bellamypark en voorha ven), waaromheen zich het nieuwe Vlissingen vormde. Deze en volgende havens kunt U met enige moeite ontwaren op het kaartje van 1866. Fase 3 was midden 15e eeuw de aanleg van de Vissershaven, nu jachthaven. Eind 16e eeuw werd oostwaarts de Pottekaai aangelegd waarop nu het dichtgespijkerde oude postkantoor staat, begin 17e eeuw gevolgd door de Ooster-of Dokhaven, thans nog aanwezig. In 1873 kwamen de kanaalwerken c.a. en in de jongste decennia zagen we de aanleg van de Sloehavens, het Vlissingse 'Verre Oosten'. Voor het geval de sluizen aan de buitenhaven tijdelijk onbruikbaar zouden raken, wilde men overeen tweede haventoegang kunnen beschikken. Daarom werd in 1875/'76 de Dok- of keersluis aan het eind van de Palingstraat vervangen door een schutsluis, de Marinesluis. Dit werk werd door de Staatsspoorwegen uitgevoerd ter completering van de haven- en kanaalwerken. Ik las dit bij Wilderom (pag. 378); Peters (pag. 43) geeft echter de Marinesluis nog in aanbouw in juni 1878, dus enkele jaren later. Het binnen- sluishoofd kwam op de plaats van de oude keer sluis, en daar lag ook de Marinebrug, die mijns inziens al in 1873 moet zijn gebouwd, omdat anders het nieuw gevormde Eiland niet toegan kelijk zou zijn geweest voor voertuigen. Ik weet dit echter voorlopig niet te rijmen met de ver melding in het op het Gemeentearchief aanwe zige chronologische dossier dat de Marinebrug op 4 maart 1880 werd opengesteld voor voetgan gersverkeer. De Marinesluis bleef ongebruikt en werd daarom al in 1893/'94 afgesloten met een dam ter plaatse van het buitensluishoofd, zodat na ruim 20 jaar het Eiland al geen eiland meer was, maar een schiereiland. De Eiland- dam is nu niet meer herkenbaar; zijn plaats wordt gemarkeerd door het landingsmonument. Na de Tweede Wereldoorlog is ook de kolk van de Marinesluis gedempt. Vroeger lagen er zeil schepen van het loodswezen en losten binnen schepen er kolen voor de aangrenzende gasfa briek, terwijl de daar geproduceerde cokes werd ingescheept. Ik herinner me dat er vóór de oor log in de kolk een (vis)bootje lag waarmee de eigenaar kolen zou hebben opgevist die letter lijk tussen kaai en schip waren gevallen. Het Eiland begon als een lege vlakte, behoudens het mede afgesneden Arsenaal van 1767, dat op de hoek van het Verbindingskanaal bleef staan totdat het in 1968 werd afgebroken. Juist hier ontwikkelde zich de eerste bewoning en ik ga nu opnieuw even terug in de tijd. Na de Franse overheersing werd er een rijksma rinewerf gevestigd aan het westelijke eind van de Dokhaven; deze werf werd in 1869 opgehe ven, waarbij de vaste krachten werden overge plaatst en in Vlissingen de werkgelegenheid voor een kleine duizend mensen verviel. Geluk kig startte in 1875 Arie Smit uit Slikkerveer in de leegstaande werfgebouwen een scheepswerf, die als de Koninklijke Maatschappij De Schelde de K.M.S.de kurk is geworden waarop de Vlissingse economie nog steeds voor een groot deel drijft. (Waarom is er eigenlijk nog nooit een straat naar hem genoemd? Dit ter attentie van de Gemeenteraad). Daar veel marinewerf-vaklui niet meer beschikbaar waren, had het jonge bedrijf direkt woonruimte nodig om mensen van elders aan te trekken. Eerst werden er wat huizen in de Walstraat gebouwd, die in 1898 al weer moesten worden gesloopt voor fabrieksuitbreiding en werden wat woningen gehuurd in Prinsenstraat en/ of Marinestraat. De grote stap vooruit was in 1882, toen de eerste bouwopdrachten van de Rotterdamsche Lloyd binnenkwamen. Het per- 19

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1990 | | pagina 21