ARCHIEFVONDSTEN
Dichtende Veerse klerken
Bij velen zal dit bekend voorkomen: een verve
lende vergadering of een saaie dag op school of
kantoor, langzaam zakt de aandacht weg, het
stuk waar je aan bezig bent wordt onleesbaar
gekrabbel. Je geeuwt nog eens, kijkt uit het
raam en plotseling krijg je een poëtische bevlie
ging en tussen je berekeningen en aanteke
ningen schrijf je een gedicht.
'Den voorschreven Johannas
nimmermeer somer
Jan Samelsen dien goeden quant
Die nam dat swert al in den hant
Ende hij seijde ick sal strijden
Voor het Vaderslant
Finis Anno 1637'3
Zo iets zal een Veerse klerk vier eeuwen geleden
zijn overkomen. In een uit 1565 daterend regis
ter, tussen gegevens over verkochte goederen en
geleverde diensten staat geschreven:
Zijn hier oorspronkelijke dichters aan het werk
geweest, of gaat het hier om in die tijd bekende
volksrijmpjes die als pennenprobeersel zijn opge
schreven?
'Jan de Wale d d d d d d
Wale heet ic dat is mijnen name
Dat moet zijn gode bequame'
Een stukje verder wordt hij iets cryptischer:
'Die mij benijt die sije op hem ende laet mij
Wesen dat ick ben maer is h'
Na enige oefeningen in het schrijven van zijn
naam gaat Jan enkele bladzijden later verder
met dichten:
1 2 3 4 5 6/ a b c/ dat was mijn eerste lesse/
De coster ende de capelaen die songhen haer
eerste lesse
Noten:
1)
2)
3)
Gemeentearchief Veere, archief van de
vierschaar van de stad Veere, inventari
snummer 397c, folio 43.
ibid, folio 58.
Gemeentearchief V eere, handschriftenver
zameling, voorlopig inventarisnummer 9.
Also de scapen ghaen om rapen/
haer aes af op het velt
Zo staen de papen/ en gaepen
haer om der lieden ghelt
Ghodt voorsiet het al'2
De Wale is niet de enige poëtische klerk in Veere
geweest. Als afsluiting in een werk over vesting
bouw, het laden van kanonnen met nuttige
informatie over het maken van salpeter staat,
tussen veel sierlijke krullen, het volgende:
12