oneerbiedig het geitedorp genoemd, omdat iedereen vroeger wel één of meerdere geiten hield, hetgeen niet duidt op veel rijkdom. In tegenstelling tot de kerk, is de gemeente nooit rijk geweest. Ze bezat geen fondsen en bezittingen. Het gemeentebestuur vergaderde, zoals in zo vele plaatsen, in de dorpsherberg. Eerst in een sombere achterkamer, de schepenkamer, later in de voorkamer van het huis van de gemeentebode F. Maljers; als trouwkamer werd nog steeds de schepenkamer gebruikt. In 1905 werd de voormalige openbare school tot gemeentehuis ingericht. Het belangrijkste monument in Aagtekerke was en is de huidige Hervormde kerk. Wanneer precies gebouwd, is niet bekend. Bij het beleg van Middelburg (1572-1574) heeft de kerk veel schade ondervonden. De toren is uit de 15de eeuw, het eenbeukig schip heeft zijn huidige vorm gekregen in 1625. Binnen bevindt zich een graftombe vervaardigd door Rombout Verhulst (1669) ter ere van Hendrik Thibaut, ambachts heer van Aagtekerke en burgemeester van Middelburg, zijn vrouw Isabella Porrenaer en hun dochter Jacoba. Verder is er nog een kleine, zeskantige windkorenmolen, grondzeiler van het Zeeuwse type, gebouwd in 1801, gelegen ten zuiden van het dorp. De invoering van de psalmberijming van 1773 en de evangelische gezangen van 1805 heeft nog al wat beroering gewekt. Ook de afscheiding is niet aan Aagtekerke voorbij gegaan. In 1835 is men begonnen met het houden van kerkdiensten op de buitenplaats Sint-Jan-ten-Heere onder Domburg, eerst in een kamer van het herenhuis, later in een Koetshuis. Hieruit is ontstaan de Gereformeerde Gemeente die in 1876 een eigen kerkgebouw gesticht heeft, nadat de buitenplaats Sint-Jan-ten-Heere gesloopt is na het overlijden van de eigenaar Jhr. Willem Versluijs. De doleantie van 1887 heeft ook enige problemen veroorzaakt in de Hervormde Kerk; er hebben echter maar een tiental leden de kerk verlaten en tot een afzonderlijke Gereformeerde Kerk is het niet gekomen. In hoeverrre het bovenstaande invloed heeft gehad op het onderwijs in Aagtekerke is niet of nauwelijks na te gaan. Wel is ds. C.C. Schot, Hervormd predikant te Aagtekerke van 8 september 1878 tot 8 januari 1882, (van 1882 tot 1887 predikant te Tholen), in Hardenberg overgegaan tot de Doleantie en onder zijn leiding is in 1881 de bijzondere school der Hervormde Diaconie in Aagtekerke tot stand gekomen. De eerste onderwijswetten In de Franse tijd is het gelukt meer eenheid te brengen in het staatsbestel in Nederland; er kwam een centraal geregeld belastingstelsel, het kadaster en de burgerlijke stand werden ingevoerd, kerk en staat werden gescheiden en er kwam een nationaal onderwijsstelsel. Van 1799 tot 1806 was Johannes Hendrikus van der Palm, hoogleraar oosterse talen te Leiden, Agent van Nationale Opvoeding en Raad van Binnenlandsche Zaken en onder zijn leiding kwamen de onderwijswetten van 1801, 1803 en 1806 tot stand. Hij was zoon van Kornelis van der Palm, kostschoolhouder te Rotterdam/Delfshaven, en winnaar van de door het Zeeuwsch genootschap uitgeschreven prijsvraag over 'de verbetering der gewone Neder-Duitsche scholen ter meerdere beschaving der natie' (1781). Hij studeerde theologie en oostersche talen, was gematigd patriot, vluchtte in 1787 bij de Pruisische interventie naar Middelburg en werd in dienst genomen, op voorwaarde zich niet met politiek te bemoeien, door Johan Adriaan van de Perre. Na de Bataafse Revolutie heeft hij echter verschillende bestuurlijke funkties uitgeoefend en in 1799 werd hij Agent van Nationale Opvoeding. Als schoolopziener, die toezicht moest houden op de scholen in Middelburg, was hij bekend met de problemen in het onderwijs. Hij werd opvolger van Theodoor van Kooten (die niet beviel), en ontwierp de wetten van 1801 en 1803. Het doel van het onderwijs was 'door ontwikkeling der verstandelijke vermogens der 4

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1987 | | pagina 6