men fietsend meer van de omgeving ziet dan vanuit de auto. Zo kan dan bijvoorbeeld eens goed gekeken worden naar de steunberen of contreforten van de Nieuwe Kerk, waarvan er, tegenover het gebouw van de Polder Walcheren, tussen het gebouwtje en de Lange Jan een aantal schuin op de gevel van de kerk staan. Men hoeft geen bouwkundige te zijn om te zien, dat deze schuine richting onlogisch is. In de gotische bouwstijl, waarin de kerk is opgetrokken, treden met name de vertikale, naar de hemel gerichte lijnen sterk naar voren. Daardoor treden in de onderste delen van zo'n bouwwerk enorme samengestelde spanningen op. Om deze spanningen op te vangen moesten allerlei constructievormen toegepast worden die op zich ook weer de principes van de gotische bouwstijl versterkten, zoals pilaren, kruisgewelven en steunberen. Al deze elementen waren constructief noodzakelijk en derhalve dan ook streng geordend, zowel qua plaats als qua richting. Des te verwonderlijker zijn de hier geconstateerde schuine steunberen, omdat de gekozen richting een verzwakking van de constructie en tevens een afwijking van het stijlkenmerk is. Nu zien we, dat er bij latere verbouwingen en aanpassingen maar al te vaak sprake is van stijl- of constructieverminking. Dat dit niet altijd nadelig hoeft te zijn bewijst de pal naast ons object staande Lange Jan, met zijn gotisch voetstuk en renaissance bekroning. De Nieuwe Kerk is vaak verbouwd en/of gerestaureerd, waarbij dikwijls ingrijpende veranderingen plaats vonden, maar geen enkele hiervan rechtvaardigde de schuine steunberen. Met andere woorden: Omdat men bij de bouw van deze kerk in de 13e eeuw over 't algemeen niets zonder reden deed, kan de oorzaak gelegen hebben in een omstandigheid van vóór de bouw. Zo zou er bijvoorbeeld uit de naamgeving geconcludeerd kunnen worden, dat er ook een 'oude kerk' moet hebben bestaan, hoewel dit wat erg ruim opgevat is. In de uitgave van Dr. W.S. Unger, 'De Monumenten van Middelburg', gaat de voormalige gemeente-archivaris van deze stad evenwel ook in op de Abdijkerken en hun geschiedenis. Hij schrijft hierover het volgende: 'Dat bij het klooster in zijn oudste gestalte reeds een kapel heeft behoord is buiten enige twijfel (etc.)'. 'Thans worde slechts vermeld, dat uit het thans gevondene met tamelijke zekerheid mag worden opgemaakt dat hier in het tweede kwart der dertiende eeuw een kerk is gebouwd, bestaande uit schip met zijbeuk, transept met vieringstoren en overwelfd koor, waarvan de westelijke beëindiging ter hoogte van de scheiding van tweede en derde travee der latere Nieuwe Kerk werd gevonden en die van het koor in de vijfde travee van de Koorkerk werd aangetroffen'. Aldus Dr. W.S. Unger. Een en ander wordt in deze uitgave toegelicht door bijgaande plattegrond. Hieruit is op te maken dat de door Unger genoemde kerk, die er uiteraard eerst stond, de reden is geweest dat de door ons gesignaleerde steunberen scheef staan. Want aangenomen mag worden, dat de oude kerk pas is afgebroken nadat de nieuwe gereed was. Sterker nog, dat mogelijk delen van de oude muur gebruikt zijn. Dit zou dan alles verklaren. Hoewel zulks natuurlijk niet als bewijsvoering aangemerkt mag worden is het wel iets om over na te denken. En ook dat kan op de fiets beter dan in de auto. 11 september 1987. 16

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1987 | | pagina 18