iter,tót$imi8bp&rmm$arto*»mi»Bmmmtftn-'<« (Vet ö&r< ft c* ttëyw
K&* mU&twzte mmmm ZMwmttom:mm tymt m* m%* mmztumimtr
*m tfptt&xem fcm te &m fctrt jtt* mm %m mm? mmmm emf,mw Mtmitim m r
be zm%% &tm twpl *P oarr m o>^fM
W&mëfb esvftt Gefcoi- mrtffr t DM l&ntovtoin
tmbt ftttbeig Ceopfepötn cot i&ïü&Jtnmfi,
drietal pogingen ondernam om om de noord naar Oost-Indië te varen. Hij was er van
overtuigd, dat er in het noorden een open en bevaarbare zee bestond, waardoor China,
Japan, de Molukken en het vasteland van Indië te bereiken zouden zijn. Omdat de
Prins een verzoek om subsidie voor de eerste expeditie van de hand wees, heeft
Balthasar deze tocht voor eigen rekening genomen. De Zeeuwen vertrokken in 1584
vanuit Vlissingen. Brumel was vanuit Enkhuizen vooruit gereisd, doch leed schipbreuk
in de mond van Pechora. Melchior de Moucheron, die de leiding over de Zeeuwse
schepen had, besloot te overwinteren bij de Pudoshemsco-mond van de Dwina. Hier
ontstond handel met de inboorlingen, die uiteindelijk uitmondde in een bloeiende
handel van de Zeeuwen op de Witte Zee.
Een tweede tocht, die bekostigd werd door Holland en Zeeland, werd ondernomen in
1594. De schepen onder aanvoering van Willem Barentz en Corneliszen moesten
wegens de nadering van de winter tevergeefs terugkeren naar Nederland. Het jaar
daarop zou een volgende poging ondernomen worden, die eveneens mislukte. De
Staten-Generaal zagen af van verdere bekostiging van reizen om de noord, doch stelde
wel een premie in het vooruitzicht van 25.000,-. Balthasar liet zich daardoor niet
lokken, doch Willem Barentz en Jacob Heemskerk zouden hun 3e tocht naar het
noorden maken, die echter uitliep op de overwintering op Nova Zembla.
Gezien de gevaren op zee besefte De Moucheron al jaren voor de oprichting van de
V.O.C., dat je de krachten moest bundelen. In 1589 richtte hij dan ook samen met 24
kooplieden een vereniging op, die tot doel had de koopvaardijschepen te beschermen
door ze onder andere in konvooi te laten varen en ze te begeleiden tot aan de mond van
de Seine.
Onenigheid met de stadsregering, en wellicht ook familieomstandigheden, brachten te
11