Een detailopname van een potloodtekening naar het stadsgezicht uit de Tegen woordige Staat van Zeeland door I. Tirion. In de nacht van donderdag 14 november 1907 is deze molen afgebrand. In het boek over de overstroming in 1808 maakt S. v. Hoek ook nog melding van een snuifmolen, die aan de noordzijde der haven heeft gestaan, doch die in dat jaar reeds was verdwenen, (blz. 187). Tussen de molenaar en de veerman van het veer op Kamperland bestond er een afspraak, dat als de molenaar wegens harde wind zijn zeilen moest reven, de veerman dubbel tarief mocht berekenen. De oudste bekende eigenaar van de Koe is J. Machielse, die de molen in 1895 verkoopt aan 2 landbouwers uit Kats: P. Zuidweg en P.C. Marcusse Azn. Nadat de molen in 1907 is afgebrand hebben de eigenaren de huidige stellingmolen laten bouwen, die in 1909 was voltooid. De wieken en gedeelte lijk het gaand werk zijn afkomstig van de ronde, stenen stellingmolen 'De Onderneming' (anno 1897), die men in 1908 onttakeld heeft. Deze stond in Koudekerke, buurtschap 't Zandt (thans gemeente Middelburg). In 1922 zijn de roeden, daterend uit 1884, vervangen door nieuwe, gefabri ceerd door de Gebroeders Pot uit Kinderdijk. J.W. Marcusse verkoopt in 1910 zijn deel in de molen aan P. Zuidweg, die het in 1911 verkoopt aan weduwe J. Boutens te Bilthoven en J. en P.C. Adriaanse te Middelburg, elk voor 1/3 gedeelte. Deze verkopen in 1920 aan weduwe C.P. Markusse-Groenewegen te Veere, die de molen op haar beurt, samen met de molenaarswoning (thans Warwijksestraat 6) in 1923 verkoopt aan S. v.d. Hamer uit Kruiningen. In 1936 heeft deze het systeem 'Bilau' op de wieken laten toepassen, waardoor 2 binnenroeden werden voorzien van een stroomlijning met remklep. In 1940 doet De Hamer de molen over aan zijn zoon, A.J. v.d. Hamer, die hem in 31

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1987 | | pagina 33