verboden was vuilnis op straat te storten'. Ook het haastig en onbehoorlijk rijden met koetsen en paarden was verboden. In de ordonnantie uit 1670 wordt vermeld dat een dienstbode, die lastert, zweert of vloekt, haar tong met een gloeiende priem doorstoken wordt. Bij de meer gefortuneerde families waren meerdere dienstboden of huisknech ten aanwezig. De meest geroutineerde en al wat oudere dienstbode, met de nodige ervaring mocht het eten opdienen, waarna de familie en de gasten zich aan het maal zetten. En wat zei Jacob Cats ook weer lang geleden over 'de goede en heuse tafelmanieren van het huisgezin'? 'Hout dit voor d'eerste tafelwet: Zit daer de waert u nederset. Doch of gij staet, of dat gij sit, Maeck dat gij Godt tevoren bidt, Opdat gij segen krijgen meught, En zoo geniet gij rechte vreught. Maar hoe het zij, toon blij gelaet, En hout oock soete tafelpraet. En als gij naer de spijse tast, Zoo dient hier op te zijn gepast, En brengh hiertoe geen nagel voort, Die draeght een swart fluwele koort. Eet voorkost, of gij wordt verdacht Dat gij gebraet of taerten wacht. Maeck dat g'in 't eten naerstig let, Dat gij uw wangen niet besmet, En wappert met uw voeten niet. Uw buurman oock geen schouders biet Zijt gij nogh jongh, zoo snoer uw mont, En spreeck niet dan op vasten gront; Maeck dat gij noyt de reden breeckt, Vooral wanneer een wijser spreeckt. En lees aen tafel geenen brief, Al quam hij van uw zoete lief. Vooral schou twist en nors gekijf, Maeck dat gij wijn noch bier en stort, En speel niet met uw tafelbord, Verhael eens anders feylen niet, Oock van die gij daer niet siet, En fymel niet met uw servet, Want dat is tegen d'oude wet; Het schijnt dat gij door vreemt gepeys (gepeins) Dan zijt als op een verre reys. Het dubben als men eten moet En vint geen blijd geselschap goet; Doe dat als gij alleene zijt, Aen tafel is geen pruijlens tijt. En steeck geen hant in sack noch schoot, Maer hout se voor de gasten bloot. Spreeck noyt van eenigh vuyl bejagh, Dat yemants walgh verwecken magh. 10

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1987 | | pagina 12