Dijkje
DE TIENDEN VAN VLISSINGEN
Feest
Vandaag een extra Dijkje omdat het feest is geweest. De stormvloedkering in
de Oosterschelde is klaar gekomen.
Tenslotte zijn een dijkje en een pijlerdam nog verwant aan elkaar omdat ze
beiden de zee een beetje op zijn plaats moeten houden. Maar terwijl een dijkje
heel bescheiden een kantig randje om het eiland vormt heeft de pijlerdam zich
laten opdraaien tot een arrogante dwarsligger.
Natuurlijk hebben we de feestelijke ingebruikstelling nauwkeurig op de televi
sie gevolgd en zijn daarna op een holletje naar de Markt van Veere gegaan
want je ziet niet iedere dag zoveel staatshoofden bijeen op ons eiland. Na een
halfuurtje wachten daalden alle illustere gasten van het schoongeschrobde
bordes van het Stadhuis. Het was een vorstelijk gezicht, maar ondanks alle
opwinding kwam het oude gevoel weer boven.
Dat moet ik U even uitleggen. Wanneer er vroeger een koninklijk bezoek aan
ons eiland plaats vond had ik altijd veel meer belangstelling voor de nette jurk
van mijn kleine zusje en de oranje strik in haar haar dan voor de kostbare robe
van Hare Majesteit. Zo ging het ook nu weer. Het was echt onvergetelijk,
maar wat ik van het hele feest echt nooit van mijn leven meer zal vergeten is
het ogenblik dat ik op het beeldscherm Louwerse in Walchers boerenpak ont
dekte, onze vorige secretaris van de Heemkundige Kring, die daar in het
middelpunt van alle plechtigheden vastberaden de Nederlandse vlag hees en af
en toe een minzaam woord tot de hoge gasten richtte. Dat was voor mij het
absolute hoogtepunt van de sluiting.
Ik kan het ook niet helpen dat die oude gevoelens telkens gaan overheersen,
maar dat is de reden dat dit Dijkje over Louwerse gaat en niet over President
Mitterand van Frankrijk.
Kortgeleden liet ons lid, de heer J.L. Heerebout, bij onze voorzitter een brief
achter die geschreven werd op 26 november 1866 door de Archivaris van
Zeeland J.P. van Visvliet aan de Vlissingse wethouder H.P. Winkelman. De
brief gaat over het boven genoemde onderwerp en luidt als volgt:
'Om de verschillende vragen, mij bij Uw brieven van 16 October en 10
November, betreffende de Tienden van Vlissingen voorgesteld, naar behooren
te kunnen beantwoorden, is vooraf een nog al uitgebreid onderzoek in de oude
archieven noodig geweest.
Vandaar, dat ik thans eerst in de gelegenheid ben om UEdelgeb. het
navolgende mede te deelen, en wel:
le. omtrent den oorsprong.
a. van het 1/3 gedeelte in de tienden van Koudekerke.
Deze bezitting spruit voort uit den eigendom der heerlijkheid van Koude
kerke, immers vind ik dat deze heerlijkheid, in de eerste helft der 16e Eeuw
toebehoorde aan Maximiliaan van Bourgondië, uit wiens insolventen
boedel Zij werd verkocht bij decreet van den Grooten raad van Mechelen
6