dergelijke in het publiek te spelen'. En dat, terwijl nog maar enkele jaren tevoren de kamer een van zijn hoogte punten beleefde met de opvoering van 't Nederlandsche Treurspel zijnde de Verkrachte Belgica, vertoonende d'onheylen daerin voorgevallen; 't sedert den 25 October 1555, tot den 10 July daeraen volgende. Gecomponeert door Arent Roggeveen, Liefhebber der Matthesis. Verthoont op 't Edel-Reden-Hof binnen Middelburg, door het Broederschap van de Edele Bloeme Jesse, onder het woort 'In Minne groeyende'. Het was opgedragen aan prins Willem III en 'is den 26 Juli 1669 in druk verschenen, toen de son 29 gr. 12 min. in de twelinge stond'. Arent Roggeveen was de vader van de ontdekkingsreiziger Jacob Roggeveen, die het Paaseiland ontdekte en naar wie het huidige Rogge veenhuis, het bejaardenhuis aan de Noordsingel in Middelburg heet. Toch naderen we, al moet het bovenstaande verbod 'ooit eenige Comediën te spelen' met een korreltje zout genomen worden, het einde van het bestaan van Het Bloemken Jesse. Een hypotheek in 1639, een lening in 1678, een gehouden loterij, niets mocht baten. Op 19 februari 1681 worden de bezittingen publiek verkocht. Eigenaren worden de heren Corn. Versluis, Anth. Colyn, Cornelis Govaert en Pieter van Goethem. Ze besluiten de Rederijkerskamer tot herberg in te richten en een verderop, aan een binnenplaats gelegen bijgebouw, het zgn. princezaaltje, dat zich in de tuin van slagerij van Os, Markt C 10 bevond, wordt afgebroken. Bij de verbouwing van de Rederijkerskamer, maar vermoedelijk bij de afbraak van het princezaaltje, kwam een gevelsteen vrij. Deze toont, in gotisch schrift, de zinspreuk van de kamer In Minne groeyende, waarvan de woorden in drieën over het lint verdeeld zijn: In - Minne groey - ende. Er boven bevindt zich een sierboog, een zgn Ezelsrug. Dat was een renaissancemotief, zoals ze in de overgang van Gotiek naar Renaissance werden aangebracht op gebouwen, die nog helemaal gotisch gestructureerd waren. Schrift en ezelrug maken het mogelijk de steen te dateren van zeker voor 1550, maar misschien zelfs nog iets vroeger. Als we verder de gevelsteen vergelijken met het blazoen op een eiken bord uit 1589, dat de kamer liet maken ter gelegenheid van de intocht van Maurits in Middelburg in het zelfde jaar, zien we daarop op een overeenkomstig lint en in dezelfde driedeling weer de spreuk In - minne groey - ende, echter in moderner schrift. Helaas is dit bord bij de oorlogshandelingen van 1940 verloren gegaan, maar een reproductie vindt u in de Encyclopedie van Zeeland onder het hoofd 'Boom der Schriftueren'. Ook het werkje van mej. De Man, 'De voormalige Middelburgsche Rederijkerskamer', heeft op de titelpagina een hele mooie af beelding. Lint, spreuk en driedeling komen trouwens herhaaldelijk voor op de daarin door haar besproken gildepenningen. Waar bleef nu de steen. De heer Jilleba was zo vriendelijk voor mij nog eens het huis Klein Vlaanderen 103 te be kijken. Hij constateerde dat bouwconstructie en uiterlijk niet met elkaar in overeenstemming waren. Er is duidelijk afbraakmateriaal gebruikt. De Zeeuwse moppen zijn veel ouder dan het huis, dan uit het laatste gedeelte van de zeventiende eeuw dateert. Of voor de bouw ook afbraakmateriaal van het princezaaltje is gebruikt, weten we niet, maar in ieder geval is toen de gevelsteen overgebracht van Markt naar Klein Vlaanderen. Deze conclusie, berustend op de ouderdom van de steen, het opschrift dat, 22

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1986 | | pagina 24