ondervinden een even krachtige tegenstand, slagen er ook niet in door te
breken en krijgen 's avonds om 11 uur toestemming om zich terug te trekken.
De andere morgen wordt het weer geprobeerd. Van bomkrater naar bomkrater
springend en sluipend langs de zijkanten van de dijk bereiken ze na ongeveer
een uur de oostkust van Walcheren. Eén compagnie slaagt er zelfs in om de
Duitse stellingen te passeren. De actie lijkt ten koste van zware verliezen te
slagen. Maar de tegenstander is nog niet verslagen. Tegen het vallen van de
avond lanceren de Duitsers een tegenaanval. De uitgeputte Calgary High
landers worden tot ver van de Walcherse kust teruggeslagen. Twee
compagnieën houden stand bij enkele grote bomkraters. De rest trekt zich
terug.
Een andere Canadese groep, het 'Regiment de Maisonneuve' neemt nu, met
geweldige artillerie-steun, de taak op zich het bruggehoofd te heroveren en te
behouden. De bedoeling is, dat daarna de Britse 'Glasgow Highlanders' het
regiment zullen aflossen. Slechts één groep, de D-compagnie van het Regiment
slaagt erin de andere zijde van de dijk te bereiken. De anderen krijgen na 5 uur
opdracht terug te trekken.
De D-compagnie is dus aan de andere kant van de dijk aangekomen, maar is
daar volkomen geïsoleerd van de rest van de geallieerde strijdmacht. Ze
moeten dus koste wat het kost ontzet worden, of (met een eufemisme)
afgelost. Die taak wordt opgedragen aan de Britse 'Glasgow Highlanders'.
Hun brigadecommandant is slechts bereid een even groot aantal manschappen
in te zetten als er vermoedelijk nog van de D-compagnie over zijn. In de vroege
middag van 2 november maken de Glasgow Highlanders, n.l. het 18e peleton,
contact met de schamele resten van de D-compagnie, die zich verschanst
hebben in de ruïne van een boerderijtje en in een onderdoorgang in de spoor
dijk. Dan wordt er twee uur later een rookgordijn bij de Sloedam gelegd op
aanwijzingen van een waarnemingsofficier van het '5 Field' die met het
Regiment de Maisonneuve was meegetrokken. Onder die dekking kunnen de
twintig overgebleven Canadezen en de Glasgow Highlanders die hen kwamen
ontzetten zich terugtrekken. Een korporaal blijft met twee soldaten achter om
een gewonde te verzorgen.
Van nu af aan zijn het de Glasgow Highlanders die de strijd om de Sloedam
voeren. Moeizaam rukken ze op, meter voor meter, vanuit de lucht en door de
artillerie gesteund. Het wordt een strijd tussen individuen in plaats van tussen
legeronderdelen.
Langzaam maar zeker gaat echter de vijand tekenen van verzwakking tonen.
Zo'n teken is, dat hij Arnemuiden tot open stad verklaart.
In Arnemuiden is op 29 oktober 1944 het gebulder van de kanonnen in het
oosten en het zuiden goed te horen. Vele mensen uit het ondergelopen gebied
van Walcheren en vluchtelingen uit Middelburg en Nieuwland hebben er een
toevlucht gezocht. Ze meenden dat Arnemuiden een veilige plaats was, omdat
het een 'Rode Kruis-dorp' was, als zodanig goed herkenbaar door de vele rode
kruisen op de daken van woningen, kerken en scholen. Met de dorpelingen
hoorden ze het front, het geweld van de oorlog, steeds dichterbij komen.
In Arnemuiden was een z.g. lazaret ingericht, waarheen gewonde soldaten van
de verschillende fronten werden gebracht. Er was een medische staf van drie
artsen die de nodige operaties verrichtten, een aantal Rode Kruis-soldaten,
maar de toevloed van gewonden was zo groot, dat de Arnemuidse (burger-)
Rode Kruiscolonne verplicht werd om mee te helpen de gewonden te ver-
26