onze taak afgemaakt met een ruime extra marge en bespaarde zo Zoutelande
het bombardement.
Als ik er in was geslaagd de voorhoede van Dan te stoppen en het 47e eerder
had laten doorkomen, zou het dorp verwoest zijn en de burgers met vrouwen
en kinderen gedood. Er zou tijd verloren zijn en de vijand zou gelegenheid
hebben gehad zijn tegenstand te verharden.
Dan Flunders had in Zoutelande juist de burgemeester verzekerd dat de ge
vechten nu voorbij waren en het dorp veilig was voor verwoesting toen de
laatste granaat van de Erebus door het dak van de kerk ging.
In de straten van Zoutelande schitterden reeds kleuren van de vlaggen en wim
pels in het nationale rood, wit en blauw en het Koninklijke Oranje hing overal
uit. Naar ik veronderstel vier jaar verstopt voor deze dag. Kinderen gekleed in
hun 'gala' nationale dracht zwaaiden en riepen naar ons en wij zwaaiden terug
en voelden in onze zakken naar de restanten van onze snoepjes om die naar
hen toe te gooien. Rijen Duitse krijgsgevangenen liepen ontmoedigd door de
blubber. Dat waren de enige sombere gezichten in de algemene vreugde. Zo
ging het de hele dag door.
Een dag of twee later ondervroeg voorbij Zoutelande een inlichtingenofficier
van de Brigade een gevangen genomen Duitse officier, die opgewonden be
weerde dat het een grote schande was de dijken te bombarderen en het eiland
te overstromen. 'Jullie zullen de oorlog nooit winnen' zei hij, 'want jullie
Engelsen begrijpen ons Europeanen niet. Kijk eens hoe de Hollanders jullie
haten, omdat jullie het zeewater hebben binnengelaten. Dat is voor hen onver
geeflijk.'
De Buffalo's hadden nu een weg gevonden tot in en voorbij Zoutelande en
omdat ik er toevallig was, gaf ik de Duitser een lift terug in mijn Buffalo.
Toen we de vrolijke straten van Zoutelande bereikten en vriendelijke groeten
wisselden met iedere groep mensen die we ontmoetten, verdween zijn hanige
zelfverzekerdheid en keek hij zorgelijk en onzeker. Inderdaad, we zouden niet
verbaasd zijn geweest als de Nederlandse bevolking ons dit had verweten en we
bewonderden hun moedig aanvaarden van de overstroming. Later compli
menteerde ik meer dan één Hollander daarvoor. Ze gaven dan toe, dat ze niet
van het water hielden, maar allen zeiden dat ze veel liever het water hadden
dan de Duitsers.
We brachten de rest van de tweede dag in de duinen door terwijl we de
Batterij-positie doorzochten en we ons reorganiseerden. Op een gegeven ogen
blik passeerde ik sergeant Stringer met een Tommygun in aanslag toen hij een
paar gevangenen begeleidde. Ze riepen iets tegen mij in een vreemde tongval en
ik stopte om te kijken wat ze wilden. Ze hadden tranen in hun ogen en leken te
zeggen 'Uralski'
Wel, wij hadden mensen om dit soort dingen uit te zoeken zodat ik sergeant
Stringer hen liet afmarcheren naar het krijgsgevangenenkamp. Ze vertrokken,
wenend, terwijl ze steeds 'Uralski, Uralski' smeekten. Later realiseerde ik mij
dat ze moeten hebben gedacht dat de man met het geweer ze meenam achter de
dichtsbijzijnde duinen om ze daar neer te schieten, vandaar hun jammerlijke
smeekbeden. Als we enig middel tot communicatie hadden gehad, dan had ik
kunnen vertellen dat we dit soort dingen bij het 48e commando niet deden.'
9