RINGRIJDEN OP WALCHEREN
In de verzameling krantenknipsels van wijlen de heer L. van Wallenburg
- zoals U weet is deze verzameling welwillend afgestaan aan de Kring met de
bedoeling haar voor de leden en belangstellenden toegankelijk te maken -
troffen we een artikel over het ringrijden op Walcheren zoals dat plaats vond
in de jaren 50 van de 18e eeuw, althans volgens de waarnemingen van de
schrijfster Betje Wolff.
Wij - de leden van de werkgroep Verzameling Van Wallenburg - vonden het
artikel zo mooi, dat we het de redactie van De Wete toezonden met verzoek om
plaatsing.
De werkgroep voornoemd
BETJE WOLFF BESCHRIJFT RINGSTEKEN OP WALCHEREN
Wandelingen door de Zeeuwse historie door L. van Wallenburg
Met Pinksterdrie is het Ringrijden op Walcheren weer begonnen. Het duurt de
hele zomer, nu eens op dit dorp, dan weer in een andere plaats. Met als slot een
groot ringrijdersfestijn in Middelburg op een der laatste donderdagen van
augustus.
Verleden jaar heb ik er een paar artikelen over geschreven. In dit artikel willen
we eens zien wat de in Vlissingen geboren schrijfster Betje Wolff ervan zegt.
In 1769 maakte ze een groot gedicht van ruim tweehonderd bladzijden 'Wal
cheren'. Toen woonde ze al tien jaar in de Beemster, waar Elisabeth Bekker
getrouwd was met dominee Wolff. Ze was slechts een middelmatige dichteres,
maar 'Walcheren' behoort wel tot haar beste poëzie. In dat gedicht zijn ook
enkele verzen gewijd aan het ringrijden, dat ze zelf meermalen zal hebben bij
gewoond. Dit gedeelte heb ik er uitgelicht en volgt hier.
Wat feest verwekt die vreugd! Wat brengt dit volk bijeen?
Kom, zie de plechtigheid: hier wordt de ring gereên;
Hier zult ge wondren zien van handigheid en vlugheid.
Maar zie die zilvren prijzen eens! 1)
Ja, dat's voor u iets ongemeens:
De forse boerenknaap vergeet zijn dof- en stugheid.
Dit's Wester-Souburg, zo beplant, zo net bewoond 2)
Als 't net Noord-Holland ooit een zindlijk dorp vertoont; 3)
Kom, zien we dat vermaak eens uit de koele lommer,
Men schoort het perk van wederzij
Voorzichtig af, opdat men vrij
Nieuwsgierigheid voldoe, 't al opmerk buiten kommer. 4)
9