Dat het om betrekkelijk veel broden ging, blijkt uit het feit, dat aan Joris de Bakker sommen geld werden betaald voor 286 broden voor hogere geestelijken en officiële personen en nog eens voor 150 broden 'voor de kapelanen ende andere notabele personen'. Dit alles diende dus als een agape, de liefdesmaaltijd, die op dien Witten Donderdag te Veere werd gehouden. In Middelburg bestond tijdens de regering van Karei V een ander gebruik, duidelijk geënt op het Paasgebeuren. Immers, in het Evangelie lezen we, dat Pilatus bij ieder feest een gevangene placht vrij te laten. Als Jezus voor hem staat, vraagt hij de menigte, wie hij zal vrij laten: 'Jezus of Barabbas' en het volk antwoordt dan: 'Barabbas'. In Middelburg nu, werd ieder jaar op Goede Vrijdag een gevangene, die in het 's Gravensteen gevangen zat, vrij gelaten. Zo weten we, dat in 1539 werd vrij gelaten Govaert van der Linde, die wegens bedelarij 'lach zekeren tijt gevangen'. Een ander stuk vermeldt, dat ene Griete Boels werd vrijgelaten. Zij had hemden gestolen, en nog wel hemden, die uit de Abdij afkomstig waren, en die gewassen moesten worden! Maar ook zij 'heeft op den Goeden Vridach gracie gekregen'. Toen later het recht van gratie steeds meer werd beperkt, kwam aan dit gebruik een einde. In het meer nabije, maar toch nog betrekkelijk verre, verleden kende men hier het 'eijergaeren', waarbij een herbergier op Paasmaandag een mand met 25 eieren neerzette, en met deze eieren een keten vormde, door ze allemaal op gelijke afstand van elkaar neer te leggen. De 'eijergaorder' moest dan alle eieren, één voor één, in de mand leggen. Tegelijkertijd moest een andere deel nemer heen en terug naar de herberg lopen. Hij moest bij zijn terugkomst een briefje van de herbergier tonen, dat hij er inderdaad geweest was. Was de 'eijergaerder' klaar voor hij terug was, dan kreeg die de mand met eieren, was echter de 'kroegloper' terug voordat de eieren in de mand lagen, dan waren ze voor hem. Dit spel kende vele varianten: naast de mand een tobbe water, waarin een appel dreef. De tweede deelnemer moest dan, met de handen op de rug gebonden, trachten de drijvende appel op te eten. Of: een appel werd in een boom gehangen en de man moest proberen, weer met de handen op de rug gebonden, hem op te eten. Of: twee mannen moesten met de rechterhand van de één vastgebonden aan de linkervoet van de ander, een bepaalde route afleggen. Dat voor dit volksvermaak het hele dorp uitliep, behoeft geen betoog. Van al deze gebruiken is, voor zover mij bekend, op Walcheren niets meer over. En ook andere, specifiek Walcherse, paasgebruiken zijn mij niet bekend. We kennen hier geen Paasvuren, zoals in 't Oosten van ons land, geen 'eiertikken', zoals in sommige streken gebruikelijk. En ook de Palmpasen, een stok, bekroond met een brooddeegvogel (haantje) en versierd met palmtakjes, papierknipsels, eieren etc., waarmee we soms hier kinderen zien lopen, is een gevolg van immigratie. Het enige wat ik weet is, dat er in Veere ongeveer 40 jaar geleden bij mijn ouders een oude man kwam (in de zomer verkocht hij zelfgekweekte 'frenzen' en 'brambrozen'), die vertelde: 'Op Walcher ete me mee Paese krentebrööd mee eiers en geitepap achteran'. Ik zie nog maar weinig melkgeiten, dus in de geitepap zal de klad wel zijn gekomen! 30

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1984 | | pagina 32