Het gebied wordt voor het eerst in de analen genoemd als het in 1318 door Hertog Albrecht van Beijeren, Graaf van Holland en Zeeland, in leen wordt gegeven aan de Heren van Borsele, die ook onder meer de bezitters waren van de Heerlijkheid 's-Heer Arendskerke. Van hieruit zijn Zuid-Bevelandse invloeden te verklaren. Mogelijk overspoelde de St. Elisabethvloed in 1517 dit tegen Walcheren aan leunende eiland, evens die vloed zulks deed met de Baronie van Borsele. De jaren daarna bestaat het gebied uit slikken en hoger gelegen schorren, waar Arnemuider schutters van het St. Jorisgilde regelmatig oefenden. St. Joris werd toenertijd in onze omgeving (misschien ook wel elders) St. Joos genoemd. Dus werd het land St. Joosland. (of: St. Joospolder). De St. Joos- polder werd in 1631 opnieuw bedijkt door ambachtsheren uit Zuid-Beveland, met daarin haaks op de dijk een aanzet voor een dorp. Dit dorp werd naar de polder St. Joosland genoemd. De aangrenzende schorren tussen deze polder en Walcheren werden opgekocht door de stad Middelburg en in 1645 bedijkt tegen de St. Jooslandpolder aan. In de zuid-west-hoek van deze nieuwe polder werden vier gemeten grond gereserveerd om een dorp te stichten. Afgeweken werd van de gewoonte om een nederzetting bij het sluitgat te situeren, waarschijnlijk omdat de geul die de polder nog van Walcheren scheidde een goede aanvoerroute naar de stad verzekerd was. Behalve dat een gedeelte werd afgepaald voor een begraafplaats - op welk deel later de kerk zou worden gebouwd - werden ook verschillende straten afgebakend. Verderop in dit artikel komen we hierop terug. Nieuwland, zoals het dorp genoemd werd, overtrof het oude dorp ('t Ouwe Durp St. Joosland) al gauw in grootte. St. Joosland groeide na de stichting van Nieuwland dan ook nauwelijks meer. In 1679 werd de ambachtsheerlijkheid gekocht door mevrouw Catharina Verbrugge, weduwe van Corn. Claisz. van Watervliet. Zij benoemde in 1680 een schepenbank, waardoor Nieuwland vanaf die tijd gezien kan worden als een zelfstandige bestuurseenheid. Volgens een huisschatting van 1792 stonden in de kom der gemeente 40 huizen. Bij nr. 1 in het cohier vindt men de volgende aantekening: 'Schout en schepen zijn van oordeel dat in de plaats van de reeds lang afgebroken meestoof een huis is gebouwd dat als veerhuis dienst doet'. Dit veerhuis is de nu nog bekende 'Rode Leeuw'. In 1815 werd bij Koninklijk Besluit St. Joosland bij Nieuwland gevoegd. Het bestuur werd in Nieuwland geconcentreerd en de gemeente ging vanaf dat moment Nieuw- en St. Joosland heten. Nadat er in 1818 een dam was gelegd naar Walcheren nabij het genoemde veerhuis, verliest dit zijn functie. Het is als horeca-vestiging echter een begrip gebleven. Nieuwland is nu geen eiland meer en vormt nu geografisch min of meer een eenheid met Walcheren. Maar verschillen in kleding (klederdracht), gebruiken (St. Maarten werd er wèl gehouden!) en taal bleven, zij het dat alles toch echt Zeeuws was binnen een Zeeuws cultuurpatroon. 'Vormgeving' van het dorp. Nog vóór de Nieuwlandpolder ingedijkt was, werd de landmeter er de baas. Met potlood en liniaal werden rechte wegen uitgezet en de kavels afgepast in zuiver rechthoekige stukken. In de huidige vorm van het dorp is nog zeer veel van de oorspronkelijke vormgeving terug te vinden.De dorpsuitleg, zoals die gepland was, met z'n renaissancevorm is nog duidelijk te herkennen in het be- 9

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1984 | | pagina 11