genoemde dier gebruikt. Omstreeks het midden van de vijftiende eeuw begint men deze zinnebeelden aan te brengen op de vier hoeken van het randschrift op grafstenen. Met de wijzers van de klok mee, linksboven beginnend, achtereenvolgens arend, engel, stier en leeuw. In de Jakobskerk in Vlissingen bevinden zich nog twee van zulke stenen. Het opschrift van de best bewaarde luidt: Hier leyt begraven Adriaen Adriaesz Creyt piloot sterf XVc XXIX d LX in October en Leyn Adriaesdocht. sy huysvr. sterf XVc XLI de XXVIII i Mart. (Piloot betekent in de taal van die tijd scheepskapitein of stuurman). Op deze steen zijn drie van de vier zinnebeelden, adelaar, engel en stier, nog duidelijk te herkennen. Behalve de beide stenen in Vlissingen, het brokstuk in de muur in Westkapelle en een vrijwel onleesbare steen aan de kant van de weg tegenover de toren aldaar, ligt er enkel in Middelburg nog zo'n steen met een slechts gedeeltelijk leesbaar opschrift. Dat is op Walcheren, voor zover ik weet alles. We mogen er dus wel zuinig op zijn. Een werk uit 1919 van de hand van P.C. Bloys van Treslong Prins, met de titel 'Genealogische en Heraldische gedenkwaardigheden in en uit de kerken in Zeeland' vermeldt nog een dertigtal stenen met evangelistenzinnebeelden. Gezien de toenmalige plaatsing: Biervliet steen uit 1443 voor de dorpspomp, Breskens voor de Ned. Herv. kerk een steen uit 1549, zullen er verschillende van verdwenen zijn. Ook volgende verbouwingen - Arnemuiden bracht piëteitvol stenen uit de oude kerk over naar de nieuwe, o.a. een uit 1513, maar liet die bij de laatste verbouwing onder het beton verdwijnen - verminderden het aantal van dertig. De oudste mij bekende steen uit bovengenoemd werk dateert uit 1443, de jongste uit 1560. Een vrij groot aantal treffen we nog aan in de kerk in Tholen, waar ze bij de laatste restauratie weer opnieuw zijn neergelegd. Acht ervan zijn van geestelij ken, priester, non, kanunniken en kapelaans, vijf van burgemeesters. Belang rijke personen dus, die zich een goede plaats in de kerk, zo dicht mogelijk bij het altaar, en een dure steen konden veroorloven. Na 1560 verdwijnt het gebruik van het aanbrengen van de zinnebeelden op de hoeken van de steen. Werkelijk heel merkwaardig is, dat ze tweehonderd jaar later, 1750, weer opduiken, n.l. als versiering op de hoeken van bijbelsloten. Een gewoonte, die tot aan het eind van de negentiende eeuw blijft bestaan. Zulke bijbelsloten en daaruit vervaardigde armbanden bestaan nog steeds, al zijn ze uit de aard der zaak zeldzaam. En nu het opschrift op de steen in Westkapelle. Zo'n opschrift werd volgens een vast patroon aangebracht. Bovenaan, dus tussen adelaar en engel, stond: Hier leyt begraven, of: hier Ieet begrave, of: hier leghet begraven. Variaties in schrijfwijze kwamen toen veel meer voor dan nu. Tussen engel en stier stond de naam, waarbij voor meisjes of vrouwen steeds de relatie tot vader of man werd aangeduid. Denk aan de hiervoor genoemde steen uit Vlissingen, waarop de vrouw met haar voornaam Leyn wordt aangeduid en verder als Adriaesdocht. Een oude stadsrekening uit 1485 uit Westkapelle vermeldt dat het stadsbestuur heeft betaald 7

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1984 | | pagina 9