land te onderscheiden. We zwoegen verder tot we bij een puinhoop de stem van dokter Van Kooten hoorden. Het schemerde al en we waren blij onze commandant hier te vinden. De fietsen lieten we liggen. Gerard werd naar een man met een hoofdwond gestuurd terwijl ik naar een spuitende beenwond moest gaan kijken om af te binden. Dit was reeds door EHBO-ers gedaan, die de patiënt op een provisorische draagbaar vervoer den. Ik keerde terug en daar er niets viel te doen, kreeg ik bevel naar de kom van het dorp te gaan waar reeds onze hele ploeg met materiaal en wagen was gearriveerd. Eerst besloot ik onze fietsen te redden. Toen heb ik, in het halfdonker, de fietsen - een voor een - over drie sloten en een stel bomtrechters heen op de weg gekregen. Mijn achterwiel had het begeven, dus fietste ik op Gerard zijn fiets en vond een geschikte plaats om ze te stallen. Ik vroeg een voorbijganger of ik dicht bij Biggekerke was; die keek verbaasd, want ik was er al. Recht voor mij doemden in het donker puinhopen op waar een ploeg met fakkels aan het uit graven was. Het bleek een kelder te zijn, waarin veel mensen zouden zitten. Een meisje was er reeds levend uitgehaald en reeds enige doden geborgen. Een stel boeren groef op aanwijzing van het Rode Kruis en de EHBO-ers Vader en Stein, die vooral zeer actief waren. Er werd rustig gewerkt en onze ploeg hield zich kranig. Een vrouw werd uitgegraven en door ons ver voerd, eerst naar het Krankenrevier, waar de dood werd geconstateerd en toen naar de voor lopige lijkenplaats achter een schuur, waar reeds zes mensen in twee rijtjes lagen met stroo er over heen. Al deze ellende bij een zaklamp en een fakkel. Ik snakte naar een sigaret en kreeg die van Potter. Ik was erbij toen in het reeds genoemde keldertje tussen een groepje ten dele uitgegraven mensen een overlevende werd ontdekt. Het schouwspel was ontzettend. Door fakkels beschenen zag ik in de put de levende met zijn hoofd alleen nog vrij. Tegen hem aan stond een oude vrouw, die overleden was en schuin tussen die twee een jonge vrouw met een dood kindje in de armen gedrukt. Dit was niet te beschrijven. Mijn stellingtouw kwam goed van pas om voorzichtig te helpen trekken zodat we niemand zouden kwetsen en de levende niet teveel druk zou krijgen. Hij kwam los en werd voorzichtig over het puin vervoerd naar het Krankenrevier. Hier werd hij onderzocht, maar er was niets te vinden. Hij was buiten bewustzijn en kreunde voortdurend. Er werd aangenomen dat hij inwendige kneuzingen had en moest dus snel naar het ziekenhuis. Inmiddels was er een patiënt met shock en een gekneusde enkel; die moest ook mee. We laadden beide patiënten op en toen ging het naar Middelburg. Potappel en ik waren de bege leiders. De patiënt die bedolven was geweest kreunde voortdurend en de shockpatiënt lag maar te praten. Deze man had enige uren bekneld gezeten en bij volle kennis vlak voor zijn ogen zijn vrouw en dochter dood gezien. We werden onderweg vijf maal aangehouden, maar mochten natuurlijk door. Doordat we gemakkelijk op de wagen zaten, konden we eindelijk een beetje uitrusten. De bedolven patiënt kwam een beetje bij. Hij had nog steeds pijn, maar zei niet waar. Zo kwamen we om twaalf uur in de nacht bij het ziekenhuis in Middelburg aan. Hier was hulp van twee Rode Kruishelpers, die daar wacht hadden en deze brachten de patiënten binnen voor een onderzoek. De arts verklaarde, na een vluchtig onderzoek, dat de slachtoffers niets mankeerden maar dat verder onderzoek zou volgen. Wij werden nu door onze collega's in de wacht uitgenodigd en kregen een cigaret en van een lief zustertje koffie. We knapten er helemaal van op. Na een tijdje kregen we te horen dat de shockpatiënt mee terug kon gaan, daar hij niets anders had dan een geblesseerde voet. Hij werd op ons verzoek gewassen en verschoond en toen maar weer opgeladen. Het regende nu en het was stikdonker. We maakten voor de patiënt een scherm door dekens over het vervoerstoestel te spannen en wikkelden ons zelf ook in een van de gebruikte dekens. Zo ging het terug naar Koudekerke. Er werd zo nu en dan gevlogen en boven Vlissingen hingen voortdurend lichtkogels en zo konden wij ook nog wat zien. Bij onze post was de ploeg al ingerukt en alleen de drie wachters aanwezig. Een paar zusters werden opgeklopt en de patiënt de noodziekenzaal binnengedragen. Hij was zo nu en dan erg helder, maar bij 7

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1980 | | pagina 9