Een onderzoek in het van zijn geveltop beroofde buurpand (no 20) bracht niet alleen identieke balklagen, sleutelstukken en kapspanten aan het licht, maar ook een over het hele complex doorlopend telmerkensysteem, zodat hier sprake is van een bouwkundige drieëenheid. Een verwijdering van de 19e eeuwse pleisterlaag van het gevelfront zal uitwijzen of dit pand ook stilistisch tot het Burgerweeshuis behoort. Een en ander zou dan een samenstel van een door twee zijhuizen geflankeerd middenhuis met natuurstenen hoofdingang kunnen opleveren; een bijzonderheid waarop wij hier met nadruk de aandacht willen vestigen. Tenslotte zij gewezen op het grote patriciërshuis Damplein 33 te Middelburg, dat in 1685 zijn drie zadeldaken aan de voorkant als bij een gekoppeld huis in een dwarsliggend schilddak veranderde, maar op het vlak van het zijhuisbezit bij een grondige inspectie wel eens een ver rassing zou kunnen baren. Indien wij ons thans bezighouden met de diepte van het Dampand, dan lijkt deze op het eerste gezicht voor Middelburgse ruimtebegrippen niet aan de buitensporige kant, want in de Zeeuwse hoofdstad vertonen talloze kopshuizen een dergelijke dieptemaat 18-22 meter) met drie dwars op de lengterichting van het huis geprojecteerde vertrekken. Maar bij nadere beschouwing blijkt de derde ruimte bijna altijd later aan het huis te zijn toe gevoegd in de vorm van een aangebouwde achterkamer. Dit is een reeds in de middeleeuwen voorkomend uit één of meer kamers of woonlagen bestaand bouwlichaam, dat over de volle breedte van één gevel aan het hoofdgebouw werd toegevoegd, maar zich daarvan dikwijls onderscheidt door het niveauverschil der vloeren, de aanwezigheid van bouwnaden, het verschil in steen- en houtsoort, de constructie der kapspanten, de afwijkende telmerken en de profilering van de sleutelstukken. Uitwendig blijkt dit onderscheid vaak uit een verspringen van de daknoklijn. Sommige Middelburgse hoekhuizen met drievoudig verdeelde plattegrond lijken wegens het ontbreken van een versnijding in de noklijn een ingebouwde derde kamer te hebben, maar een inwendige verkenning toont dikwijls aan, dat er toch weer van een later toegevoegde achter kamer sprake is (Langeviele 81, hoofdgebouw omstreeks 1600, achterkamer 2e kwart 17e eeuw). Is de achterkamer gelijktijdig aangebouwd, hetgeen maar zelden gebeurde (b.v. Goes, Grote Kade 44, Turfkade 5 en Koningstraat 1), dan is er vrijwel altijd een vanuit de kelder tot op de zolder doorgaande stenen deelmuur en soms verschil in vloerniveau. De huizen Dam 41 en Nieuwe Haven 43 (gebouw Z.V.U.) lijken op deze Goesse typen een variant te manifesteren. Renaissance sleutelstuk en gotische natuurstenen console met stilistisch voelbare spanning tussen beide uitingen. Get. F.J. 23

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1980 | | pagina 29