Doorsnede keldercomplex en opstand. Get. Gemeentewerken Middelburg door de achtergevel van het voorzijhuis en de linker zijgevel van het hoofdgebouw. Via bordessen maakte de spiltrap de op zijn toren aansluitende kamers en zolders voor het huisverkeer betreedbaar. In de hoofd- en voorzijkap zijn de oorspronkelijke deurkozijnen bewaard, die met de traptoren in verbinding stonden. In het deurkozijn van de laatstgenoem de kap is de originele strokendeur met zijn smeedijzeren hang- en sluitwerk nog aanwezig. De traptoren werd later uitgelegd (a), waarbij de spil moest wijken voor een steektrap, die de verbinding tussen de verdieping en de zolders moest onderhouden. Het verkeer tussen het gelijkvloers en de verdieping werd verbeterd door een in de stijl van het Lodewijk XIV gesne den steektrap met bordes, die omstreeks 1740 in het achterzijhuis werd aangebracht, dat daartoe echter te smal bleek. Het moest toen een sprong over het naar het achtererf lopende straatje maken om de aanleg van het bordes te kunnen realiseren (b). Ook heeft men toen over het binnenplaatsje en langs de linker zijgevel de twee boven elkaar gelegen gangen gebouwd, die de zijhuizen direct met elkaar in verbinding brachten (c) en waardoor de kamers van het hoofdgebouw van geloop bleven gevrijwaard. Het keldercomplex bestaat uit drie door segmentvormige tongewelven overkluisde ruimten, die zodanig zijn gesitueerd, dat ieder bouwlichaam zijn eigen tongewelf heeft, waarvan de kruinlijn de nokrichting van het dak volgt. Ook in de kelderaanleg is de gelijktijdige bouw van het hoofdhuis met zijn zijhuizen aanwijs baar. De zijkelders die dichtgemetselde lichtopeningen hebben, zijn nimmer direct van buitenaf betreedbaar geweest. Dit geschiedde via originele doorgangen vanuit de hoofdkelder of vanuit de keuken van het achterzijhuis. 21

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1980 | | pagina 27