bezaten. Ambachtelijk vertonen alle spantjukken dezelfde hand van bewerking. Toen het gebouw, dat zowel aan de voor- als aan de achterzijde twee tuit- of trapgevels had, zich later op de hiervoor geschetste wijze volgens de beginselen van de Barok als een meer monumentale en gesloten massa wilde uiten, heeft het zijn schuine gevelbeëindigingen naar links en naar rechts uitgelegd, waarbij de tegen de geveltoppen staande kapspanten werden opgeofferd. Het op de kapconstructie toegepaste telmerkensysteem is ons bij het trekken van deze conclu sie uiteraard behulpzaam geweest. Deze merken dienden om de in afmetingen onderling af wijkende pen- en gatverbindingen van de kaponderdelen bij het in elkaar zetten op de zol dervloer weer terug te vinden zoals ze in aanleg voor elkaar waren gedacht. De tweejukkige kapspanten bestaan uit drie meter hoge dakstoelen met kromhouten en nok- gebinten met makelaars en schoren. In feite verdienen de nokgebinten hun naam nauwelijk, aangezien ze beenloos zijn. De afwezigheid van deze stijlen verklaart de haaks op de spanten geplaatste schoren. De bovenscheergebinten, die in het derde kwart van de 16e eeuw in het Middelburgse woonhuis vrij gebruikelijk zijn, ontbreken hier. Door de grote doorloophoogte van de dakstoelen, die voor het Middelburgse architectuur gebied opmerkelijk mag worden genoemd, konden de spantbalken niet aan hun normale lengte toekomen, hetgeen bij de smallere zijhuizen nog meer in het oog springt. Hoewel een dergelijke hoogtemaat van de dakstoel bij het Zeeuwse woonhuis wel een enkele keer meer voorkomt (Damplein 37 en Dam 2 te Middelburg. In Zierikzee vaker toegepast), lijkt het niet onaannemelijk, indien men daarbij vooral de zeldzame zijhuizen en de driedeling in de diepte van het hoofdgebouw in aanmerking neemt, dat hier een buitengewestelijk bouwmeester aan het woord is geweest. Het valt op dat het telmerkensysteem in de hoofdkap een andere uitvoering kreeg dan in de zijkappen. In het eerste geval werden de merken in de vorm van ovaalvormige gaatjes met de guts ingedreven, terwijl men in het tweede geval met de beitel gehakte streepjes heeft gebe zigd. In alle drie de kappen maakte de timmerman echter geen onderscheid tussen de linker en rechter zijde van het spant. Dit gebeurde meestal door het plaatsen van dwarsstreepjes of merken van afwijkende vorm. Voorts valt door verschillende niet afgezaagde pennen vast te stellen, dat de merken in de hoofdkap op de constructiekant zijn ingeslagen. Ook staan de spanten in het voorstuk van de hoofdkap niet of niet meer in de juiste volgorde opgesteld. Dit kan betekenen, dat ze in aanleg zo zijn geplaatst, dan wel dat men ze tijdens een restauratie heeft verwisseld. De moerbinten uit de samengestelde balklaag van de verdieping rusten op vrij korte renaissance sleutelstukken en op niet overal meer aanwezige gotische natuurstenen consoles. Stilistisch vertonen deze elementen zowel in het hoofdgebouw als in de zijhuizen hetzelfde gezicht. De balksleutels, die gecruysseerd zijn, hebben een uit een ojief en een kwart hol samengesteld profiel, terwijl de consoles onder meer van een peerkraalprofiel zijn voorzien. De ondervlakken van de sleutelstukken zijn met een zaagtandornament gedecoreerd. De tegen die vlakken zittende bolle nagelkoppen zijn omkransd met smeedijzeren rozetten. Wij staan hier in een overgangsgebied waar de vormentaal van de binnendringende Renais sance zich wel aan het sleutelstuk, maar nog niet aan de stenen console heeft medegedeeld, hetgeen vaak aan de Zeeuwse woning uit het derde kwart van de 16e eeuw inherent is. Overigens valt ook hier weer eens vast te stellen, dat de komst van de Renaissance voor het woonhuis aanvankelijk van louter decoratieve betekenis is geweest. Ruimtelijk en construc tief heeft deze kunststroming het gotisch gevoel al evenmin uit de smalle en hoge kamers van Dam 10 weten te verdrijven. Geen enkel vak van de balkzoldering van de verdieping brengt een verstoring in de ribben aan het licht die er op kan duiden, dat de spiltrap zich op die plaats naar de zolder heeft begeven. Wij veronderstellen, dat hij in een toren heeft gestaan en wel in de hoek, die wordt gevormd 20

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1980 | | pagina 26