Eerst na een inwendige verkenning blijkt, dat veel zich als dubbelhuis uitgevende patriciërs woningen niets anders zijn dan gekoppelde huizen, die meestal in de 18e eeuw door montage van reeds bestaande 16e of 17e eeuwse woningen het karakter van dubbelhuis verwierven, waarbij de voorgevel als een stuk bekledingsarchitectuur de koppeling versluierde. Het gekoppelde huis is ontstaan nadat in de tweede helft van de 17e eeuw de stad reeds grotendeels was volgebouwd met vrij smalle van trap- of tuitgevels voorziene woningen. Ter verkrijging van een breder en groter huis gingen zelfs de vermogenden onder onze voor ouders niet zo ver, dat zij de oude woningkernen geheel lieten slopen. Vaak beperkte men de ingreep door twee bestaande huizen achter een geheel of gedeeltelijk vernieuwde voorgevel samen te vatten en daarin zoveel mogelijk de ingangspartij in het midden te plaatsen. De twee zadeldaken werden aan de voorkant tot op de zoldervloer weggehaald van waaruit men het huis zó ver in steen optrok, dat een nieuwe verdiepingskamer was ontstaan, die met een - ten opzichte van de gespaarde zadeldaken - dwarsliggend schilddak werd afgedekt. Veel huizen hadden zich, vaak lang voor zij zich op deze wijze lieten verenigen, reeds door middel van een aangebouwde achterkamer of een achterhuis vergroot. Men behoeft zich niet ver van het huis Bourgoigne te verwijderen om talloze voorbeelden van dergelijke ingrepen tegen te komen. Bij het buurpand Dam 8 begint dit al, terwijl ook het nabuurpand no 6, waarin gedurende de oorlogsjaren de beruchte Gestapo zijn macabere arbeid verrichtte, in de loop der eeuwen soortgelijke mutaties onderging. Op perceel Dam 8 stonden aanvankelijk twee kopshuizen (dit zijn huizen met de noklijn van het dak haaks op de straat), waarvan het rechtse pand met een aangebouwde achterkamer werd uitgebreid. Na de koppeling van deze woningen, waarbij aan de voorzijde een woonlaag in de vorm van een opgetrokken voorstuk werd toegevoegd en waarbij de ingangspartij van het rechtse huis zijn bestaan moest eindigen, begon het samenstel als een bouwkundige eenheid te spreken. Dam 6 bestond oorspronkelijk uit een kopshuis met tweevoudige verdeling van de begane grond. Later werd een klein achterhuis bijgebouwd. Rechts naast deze woning stond een langs- of dwarshuis (dit is een huis met de noklijn evenwijdig aan de straat), dat slechts één kamer diep was. Het onder de insteek doorlopende straatje hield het verkeer naar het achter erf gaande. Dit langshuis werd spoedig met een diepe aangebouwde achterkamer aanzienlijk vergroot. Tenslotte liet men in de 18e eeuw het complex aan de voorzijde een sprong naar boven maken, terwijl een zestraveeëngevel met hoofdgestel de samenvoeging der bouwlicha men op handige wijze verhulde. Keren wij nu terug naar het huis Bourgoigne, dan lijkt ook deze ongeveer negen meter brede gevel twee huizen achter zich te verbergen. Deze indruk wordt nog versterkt door het opge trokken voorstuk, dat met een hoofdgestel en een dwarskap met piëdestals werd bekroond. Maar bij nadere beschouwing bleek deze veronderstelling toch geen stand te kunnen houden. Het viel ons op, dat enkele van buitenaf zichtbare, niet exact met de straat parallelle moer- binten uit de samengestelde balklaag van de verdieping van de rechtse woning een dusdanig breed deel van het gevelveld besloegen, dat niet veel ruimte bleef voor een daar aanwezig buurhuis. Bij een onderzoek kwam een niet minder dan negen balkvakken diep hoofdgebouw met een elk drie vakken diep voor- en achterzijhuis te voorschijn. Het centrale deel van het huis schepte zijn licht uit een tussen beide zijbouwlichamen gelegen binnenplaatsje. Voorts wees dit onderzoek uit, dat beide zijhuizen deel uitmaakten van één ontwerp, waaruit de bouw meester omstreeks 1560 was vertrokken. Deze aanwijzingen werden in de eerste plaats verkregen uit de drie zadeldakvormige met hun noklijk op de straat gerichte kappen, waarmee deze bouwlichamen werden overhuifd. De constructie van deze in de 18e eeuw beschoten kappen bestaat uit achttien vrijwel identieke eiken spanten, waarvan het hoofdhuis er in oorsprong tien en de zijhuizen er ieder vier 18

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1980 | | pagina 24