Hoe velen zullen in de loop der tijden, sinds het bestaan der toren, hier met gemengde ge voelens naar binnen of naar buiten zijn gegaan? In het begin waren dat, in de tweede helft van de veertiende eeuw, de middeleeuwse am bachtslieden die, op hun soms erg hoge, posten moesten werken. Direkt daarop gevolgd door monniken uit de abdij, die met devote gedachten een klein stukje hemelwaarts togen. De toren zal ook dikwijls beklommen zijn door torenwachters tijdens het beleg door de Geuzen van 1572 tot 1574 waarbij zij niet veel meer te melden hadden dat dat de situatie voor de stad steeds hopelozer werd. In 1590 pas kwam een houten spits met renaissance vormen tot stand, welke in 1712 door de bliksem getroffen werd. Hierna ontwierp Pieter Graafschap een nieuwe opengewerkte lantaarn welke tot 1940 de toren heeft gesierd. Kenmerkend is, zelfs voor een leek op het gebied van bouwstijlen, dat er iets met de stijlzui verheid van de Lange Jan niet helemaal goed is: De met witte Belgische natuurstenen opgezette romp is zuiver gotiek. Het vertikale lijnenspel reikt omhoog en maakt de romp slank van vorm. Daarentegen is de houten, met lood beklede bovenbouw ontleend aan de renaissance-vormentaal waarbij een horizontale gelaagdheid domineert. Tijdens de bloeiperioden van de stad zullen dikwijls wachters de toren verlaten hebben met de aankondiging van de nadering van een met rijke koopwaar beladen schip. Of zullen zij, tijdens de vele marktdagen, de boerenwagens met koopwaar in alle vroegte stadswaarts hebben zien rijden. Ook zullen veel reizigers opgelucht adem gehaald hebben bij het weerzien uit de verte van deze toren als markant onderdeel van het Walcherse silhouet. En wat te denken van hen die terug kwamen van een vergeefse blustocht toen de maan op het dak van de toren scheen. Hedentendage worden we nog als 'Maneblussers' uitgescholden. Hoog stond de toren, door de eeuwen heen, boven het geroezemoes van het intensieve stads leven zoals de klinkende geluiden van het marktgewoel. Het is toen een tijd stil geworden om de toren en in de stad, tot ze in de meidagen van 1940 wakker schrokken, verwoest en verminkt door zinloos geweld. Gelukkig werden stad en toren weer hersteld. En nadat het carillon door middel van de machtige luidklok in 1955 zijn klanken weer over de stad uitgoot ten teken van algeheel her stel, was het feest. Feest niet alleen voor Middelburg maar voor heel Walcheren. Vanaf dit moment was het weer de trouwe wachter welke het silhouet van Middelburg domineert en getuigt van de grootsheid van de stad en de abdij in de tijd dat zij niet alleen rijk en machtig waren maar dat zijn inwoners dit ter ere van hun kerk of stad ook wilden laten zien. En daarvoor een niet gering financieel offer gegeven moeten hebben. In de huidige tijd en met name tijdens het vakantieseizoen, is een beklimming van de toren een geliefd tijdverdrijf bij dagjesmensen en als slecht-weer-accomodatie bij veel vakantie gangers. Vol goede moed beginnen zij dan aan de beklimming in hun kakelbonte vrijetijds- of regenkleding. En terwijl de geluiden langzaam wegebben kun je ze hol gedempt horen tellen 65, 66, 67 enz. In diverse talen en dialecten. Maar onveranderd moeten ze, zoals het eeuwen lang geweest is, via dit deurtje naar binnen wat daar heel onopvallend maar toch een zekere, door eenvoud kenmerkende schoonheid staat uit te stralen. 9-6-'80 F.B. 14

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1980 | | pagina 16