Deze verhoogde toewijzing werd later verlengd tot de 31ste mei. Ook de strenge winter van 1891, waarvan onze ouders en grootouders met verve konden vertellen, is in een garnizoens order (van 23 december) vastgelegd. Er werd daarin namelijk bepaald, dat: 'met het oog op de strenge winter van af heden aan de schildwachten des nachts na hunne aflossing een kop warme koffie zal worden verstrekt. Dientengevolge ontvangt des avonds de garnizoens- en kazernewacht 0,09 kg koffie en !4 1. melk, waaruit 4x3 12 kommen op de kachel van de wacht moeten gekookt worden; de wacht aan het Huis van Arrest ontvangt 0,06 kg koffie en !4 1. melk voor 4x2 8 kommen, die eveneens op de kachel van de wacht ge kookt worden. Wanneer bij strengere vorst bevel gegeven wordt tot aflossing der schildwachten om het uur, zullen bovenbedoelde hoeveelheden behooren verdubbeld te worden. De wachtkommandan- ten zijn verantwoordelijk, dat de koffie goed bereid en warm verstrekt wordt'. En om nog even bij de winter te blijven: het schaatsen werd niet verboden, maar zelfs aange moedigd, als we mogen afgaan op de garnizoensorder van 31 december 1903, waarbij de mili tairen, bij het beoefenen van deze sport, vrijstelling van het dragen van de sabel werd ver leend. Hieraan werd de raad toegevoegd: 'Met het oog op de geringe draagkracht van het ijs op sommige plaatsen wordt groote voor zichtigheid bij het schaatsenrijden aanbevolen'. Betrof dit alles min of meer het lichamelijk welzijn: zoals gezegd, werd ook het zedelijk welzijn niet uit het oog verloren, al hebben wij de indruk, dat men zich hiermee pas aan het eind van de vorige eeuw ging bezighouden. Want pas op 31 October 1878 treffen wij verbods bepalingen aan op het bezoeken van sommige - sindsdien verdwenen - herbergen, tapperijen en dergelijke etablissementen, zoals: het Café van mej. H.; De Hoop; Het Hof van Zeeland; Nieuwe Salon; Sint Joris; Het Schippershuis; De Stad Goes; De Witte Leeuw, enz. Bijzondere vermelding verdient, dat geregeld wordt gewaarschuwd voor besmettelijke ziek ten, die in den lande werden gesignaleerd en waaruit een kleine bloemlezing moge volgen, t.w.: 'In mei 1882 werd bij garnizoensorder gewaarschuwd voor het heersen van mazelen in Kra lingen, en tevens meegedeeld, dat de pokken in Gouda niet meer epidemisch waren. Maar dit laatste was weer wèl het geval met die Kralingse mazelen! De 17e februari 1892 kon men vernemen, dat er febris typhoida voorkwam in Katwijk, en 10 april, dat de typhus exanthematicus in Zaandam gelukkig voorbij was. Op 8 november 1901 werd gewaarschuwd, dat in Ruinen (Dr.) roodvonk epidemisch was, terwijl op 29 maart 1902 de pokken weer de kop opstaken en het garnizoen in de gelegenheid werd gesteld, zich daar tegen te laten inenten met vaccin uit de Koepokinrichting te Rotterdam. Dit werd ten zeerste aangeraden, omdat deze ziekte zich had uitgebreid tot Antwerpen, Leiden en Hontenisse. En - om dit medicinale verhaal te besluiten - blijkens de garnizoensorder van 10 september 1904 was er kwade droes geconstateerd bij een paard van de stalhouder H.W. König, in een stal nabij de veemarkt te Rotterdam'. De wachten in een garnizoen zijn grofweg onder te verdelen in kazernewachten, d.w.z. de wachten bij militaire etablissementen (kazerne, huis van arrest, e.d.) en de overige wachten (b.v. station, andere open bare gebouwen). De kazernewachten kregen 's nachts 'licht en brand' (kaarsen en brandstof), dat werd geleverd door particuliere leveranciers, die daartoe - na een inschrijving - een contract hadden gekregen van het garnizoen. 11

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1980 | | pagina 13