stateerden. Voornamelijk deden ze dat op de hofsteden in ruil voor een flink stuk ham of een andere gift in natura. Ook onder hen bevonden zich soms rare schutters. Zo o.a. Jannis Kroes, omstreeks I860 rijksveldwachter te Domburg. Men vertelde van hem - naar waarheid - dat hij als hij een misdrijf waarnam 'te stombezopen was om een proces-verbaal op te kunnen maken'. Een buiten-het-spoor-lopen, dat hem dikwijls genoeg een flinke reprimande van burgemeester Sprenger en van zijn rechtstreekse chef bezorgde. Veel schijnt het niet geholpen te hebben, want in zijn laatste diensttijd vond de melkmeid van een hofstee onder Domburg 'den ouwen Kroes êêlemael buten westen in een droge dulve leiende'. Iets wat een rijksveldwachter in onze tijd zeker niet ongestraft zou kunnen uithalen! Over te veel werk hadden de heren veldwachters in de laatste helft der vorige eeuw zeker niet te klagen. Dat blijkt duidelijk uit het feit, dat vaak twee dorpen het met één veldwachter konden stellen. Zo o.a. Biggekerke en Zoutelande, benevens Serooskerke en St. Laurens. Nu is het ook waar, dat gemeenten als Meliskerke en Grijpskerke omstreeks 1860 samen nauwelijks 1200 inwoners telden, Zoutelande - Biggekerke zelfs nog minder. Maar als men de uitgestrektheid van het grondgebied dezer dorpen in ogenschouw neemt, waarop één man voor de rust moest zorgen, dan is het wel zeker, dat de veldwachter het werk op zijn slofjes af kon. De zeldzame processen-verbaal, die hij opmaakte, betroffen in de regel: misbruik van sterke drank, burenruzietjes, het niet onderhouden van wegen en voetpaden en kleine dief stallen. Bij ernstiger misdrijven, o.a. zedendelicten, werd door het hoofd der betreffende gemeente de zaak meestal in handen van de rijksveldwachter gegeven, die het dan maar verder uitzoeken moest! Maar hadden de veldwachters het niet lastig, hun salaris was dan ook naar rato. 'Niet veel meer dan een jodenfooi' zou een veldwachter uit onze tijd het noemen. Een volledige uniform kon er ook niet af. Zij moesten het stellen met een uniformpet, - die in de regel nog niet paste ook! - en met een korte sabel. Stierf de veldwachter, of werd hij ge pensioneerd, dan erfde de opvolger pet en sabel, en of de eerste paste of niet, werd niet gevraagd! - Zeker geen kleedij om de gemeentenaren veel eerbied voor het 'wettig' gezag in te boezemen. Dat er, desondanks, weinig tegen 's lands wetten en de gemeentelijke verordeningen werd ge zondigd, vond zijn oorzaak in iets heel anders. Voor de 'vellewachter', vaak spottend 'den bink' of 'de sampetter' genoemd, had men weinig eerbied. Maar achter hém, de handhaver van het gezag, zag de Walchenaar de sombere schaduw van het getraliede gebouw aan de Middelburgse Kousteense dijk, de gevreesde gevangenis, verrijzen! En de gedachte daaraan hield hem van veel euveldaden terug! Veel meer dan de 'vellewachter', waarvoor men geen greintje ontzag had. Want niets is er, dat de zo bij uitstek vrijheidslievende Walcherse buiten mens zulk een rilling over de rug jaagt, dan de gedachte aan 'het kot'. Daar immers is het gedaan met zijn dierbare vrijheid. Sommige veldwachters deden als Willem de Steur, hun Oostkappelse collega. Zij namen het recht zélf in handen en rosten alle wetschenders onder de 15 jaar met hun zware wandelstok - een hunner weinige attributen - geducht af. Want juist met de opgeschoten dorpsbengels van elf tot 15 jaar had een arme veelgeplaagde vellewachter het meest te stellen. Als ze geen appels of peren konden bogeren, stalen ze hun broekzakken vol groene 'ertescheulen' van het bouw land. Was er niets te 'viengeren' dan vierden zij hun jeugdige vitaliteit bot door het plegen van allerlei straatschenderijtjes. Vooral het 's avonds tikken op vensterluiken en ruiten hadden ze een uitgesproken voorkeur voor. Ook het in 't donker voor spook spelen was een geliefkoosd spelletje. Liet de vellewachter dit alles over zijn kant gaan en geloofde hij het wel, dan regende het al spoedig klachten bij burgemeester. In de regel moest de veldwachter dan op het matje komen en een geduchte reprimande incasseren. Stond er een boer aan het hoofd der gemeente dan moest de veldwachter elke morgen om 9 5

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1980 | | pagina 7