menig oud huis nog voorhanden zijn, vastgelegd en in de openbaarheid gebracht worden.
Dit biedt eigenaren en bezoekers, maar ook degene die een restauratie moet leiden de moge
lijkheid het aanwezige op z'n juiste waarde te schatten. Ook kan dit leiden tot een nadere be
zinning over de wijze waarop wij met ons historisch bezit omspringen. Zowel wat het gebruik
betreft als ook op de wijze van instandhouding.
Bij het gebruik zal de waardering van de eigenaar of bewoner van doorslaggevende betekenis
zijn. Hierbij moet ik opmerken dat ik het als een pijnlijk gemis ervaar dat op onze scholen
nog zo weinig wordt gedaan aan het bijbrengen van historisch besef.
Van het behoud van een pand wil ik slechts de restauratie belichten. In wezen is dit het uiterste
middel, nadat onderhoudswerkzaamheden niet meer voldoende zijn om een gebouw in stand
te houden. Hiermee is niet gezegd, dat in alle gevallen een fatale grens is overschreden. Wel
zal van alle betrokkenen, niet alleen de uitvoerenden, een verdiepte kennis over de aard en
bouwwijze van het pand vereist zijn. Het zal u daarom niet verbazen als ik zeg, dat restau
reren moet beginnen met het verzamelen van gegevens. Niet alleen in algemene zin, maar
sterk gericht op het te restaureren gebouw.
Daarom wil ik, voordat nader op het restaureren wordt ingegaan, eerst wat zeggen over het
bouwen in het verleden. Vanuit de tegenwoordige gang van zaken bij het tot stand komen van
een gebouw ligt het voor de hand om in de eerste instantie te spreken over de ontwerper - de
architect. De laatste aanduiding is pas in de vorige eeuw ontstaan, daarvoor was er sprake van
een bouwmeester. Deze bouwmeester was een zeer bekwaam vakman (timmerman, steen
houwer e.d.). Het zal u duidelijk zijn, dat het ontwerp daarbij sterk beïnvloed werd door het
vak van de bouwmeester. Ook is het mogelijk dat de keuze van de bouwmeester werd bepaald
door een van te voren gewenste toepassing van bouwmaterialen. De vrijheid van ontwerp was
in vele gevallen sterk beperkt, omdat de opdrachtgever een gebouw wenste overeenkomstig
een reeds bestaand, maar wel met de toevoeging 'doch schoner'. Dit laatste was voor de
bouwmeester alleen te realiseren als voldoende geld, goede bouwmaterialen en vakmanschap
voorhanden was. Een gegeven wat op restauratie nog steeds van toepassing is. In de middel
eeuwen is de constructieve kennis van de bouwmeester het belangrijkste. Eerst bij de opkomst
van de Renaissance, rond 1530, gaan vormen in het ontwerp zo'n rol spelen dat ook de kun
stenaar, in eerste instantie de beeldhouwer (die dan eigenlijk nog slechts meestersteenhouwer
is) als ontwerper optreden. Deze gaat bij de uitbundige vormentaal van de Barok, na 1606,
nog een grotere rol spelen. Doch hiermee is een ontwikkeling ingeluid die de ontwerper los
maakt van de bouwtechnische vaardigheden.
Gezien de titel van het boek van de heer Jilleba zou ik mij willen beperken tot het woonhuis.
Daarbij ontkom ik geenszins aan de algemene opmerking dat het tot stand komen van
gebouwen afhankelijk was van financiële middelen. Wie dan ook het geld en daarbij dan ook
de macht bezat, fungeerde als trendsetter in de vormgeving bij het bouwen. Ook wie de kennis
bezat van de bouwtechniek speelde daarbij een rol. Zo is het bouwen in baksteen sterk
bepaald door de kloosterorden die het steen bakken ontwikkeld hebben. Hierbij is ook
duidelijk dat de kerk in de eerste instantie zo'n invloed kan doen gelden met daarnaast de dan
heersende machthebbers. Later is deze invloed overgenomen door het burgerlijk bestuur en
de welgestelde burger. Het zou verheugend zijn als de thans door de N.M.B. gebruikte slagzin
als leidmotief zou gelden 'Voortbouwend op het verleden op weg naar de toekomst'. Doch
laat ik mij beperken tot het onderwerp en konstateren dat in het verleden het onderwerp sterk
afhankelijk was van de konstruktie.
Hierbij moet goed in het oog worden gehouden dat alle bouwvormen zijn voortgekomen uit
het bouwen in hout. Dit materiaal was, hoewel niet altijd van goede kwaliteit, vrijwel overal
voorhanden en redelijk goed te bewerken. Het bouwen in hout was niet overal en altijd
gelijkvormig maar het zou te ver gaan om thans dieper op de verschillen in te gaan. Wel moet
ik konstateren dat het bouwen in hout, weliswaar in bepaalde lokaties, lang heeft voortbe-
13