geweest, 95 jaar oud, maar die wist er niets van. Wel had deze de Belgische loodsschipper P. Maes gekend. Dit verhaal sloot evenwel precies aan bij andere ervaringen met deze loods schipper P. Maes. Dat was nu het mooie. Omdat hij het verhaal voor zich had gehouden wist hij niet dat schipper Maes reeds in Westkapelle bekend stond als iemand die toveren kon. Maes was bij een andere gelegenheid ook bij het 'Groote Hoofd'. Toen hij met andere lood sen aan wal stapte kwam er een 'kooie kinders' rond hem staan, want zij kenden de schipper wel. Hij legde dan soms onder een kei van de stortsteen in het 'Groote Hoofd' een gulden. De kinderen moesten dan onder het plankier van het hoofd zoeken naar die steen met de gulden. Zodra ze onder het plankier waren gekropen konden ze niet meer uit het 'Groote Hoofd' komen. Zij vonden ook niet de steen. Wilden ze tussen de palen weggaan, dan vonden ze steeds een stok, een grote steen, een paal of een touw op de weg naar buiten die hen tegenhield De kinders werden dan wat angstig, totdat Maes zeide: kom er nou maar uit En dan ging het vlot. Daarna wees Maes de steen met de gulden eronder aan. De kinders er heen. Zodra echter de grote steen gekanteld werd, sprong er een 'puut' weg Op een zekere dag kwam schipper Maes ook aan de wal. Aan de zeedijk lag toen een grote mast, die aangespoeld was. Een groepje mannen stond op de dijk naar Maes te kijken. Maes had dit wel opgemerkt. Er was een vrij grote afstand tussen de mannen en Maes. Wat deed Maes nu Hij ging bukkend langs de vrij dikke houten mast lopen of kruipen. Op een afstand leek het alsof Maes door de mast kroop. Hij kwam althans aan de top van de mast weer te voorschijn... Maes kan toveren, zeiden de mannen op de dijk. Maar anderen, die dichterbij hadden gestaan, hadden Maes gewoon langs de mast zien kruipen. Weer een ervaring met schipper Maes had zich voorgedaan in één der café's. In twee café's waar de loodsen kwamen, 'De Vriendschap' en 'Het Kasteel van Batavia', stond een soort gokapparaat, de KNOP genaamd. Het was een glazen stolp met een drukknop. Wanneer de knop werd ingedrukt kwam de bodem door een veer met een schok omhoog. Daarop lagen drie dobbelstenen. Men mocht drukken voor twee cent. Als de dobbelstenen, taerlingen ge noemd, omhoog springend neerkwamen met een aantal ogen boven de 12 of beneden de 9 dan won men een borrel. P. Maes gaf nu aan een onvolwaardige grote jongen uit het dorp, die dikwijls rond Maes liep als hij aan wal kwam, twee cent, en liet hem op het toestel drukken. En direct won de jongen een borrel. Opnieuw gaf Maes hem twee cent. Wederom de prijs. Nogmaals kreeg de jongen twee cent van Maes, en ook de derde keer was het prijs. Toen hield Maes op. Hij zeide: ik kan het hele vaatje jenever wel winnen Er zullen nog wel meer van dit soort ervaringen met schipper Maes bekend zijn. De verteller, die het zo moeilijk had met zijn mysterieuze herinnering, weet nu dat hij een mooie bijdrage had geleverd aan de verzameling spook- en toververhalen op Walcheren, passend in zijn eigen gemeente Westkapelle. J.L. van Leeuwen. 14

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1977 | | pagina 16