beschaving. Sommige huizen verloren hun functie van koopmanshuis, het huis waar de koopman zijn kantoor hield, zijn goederen opsloeg en waar hij met zijn gezin woonde. In de plaats van deze koopmanshuizen kwamen de herenhuizen, soms paleisjes gelijk, waar de regent zijn vermogen beheerde dat hij, maar vooral zijn vader op zee en niet in de laatste plaats in overzeese bezittingen had verworven. Zo werden koopmanshuizen verbouwd, bijvoorbeeld „Eden" aan de Bierkaai. Andere liet men ontwerpen door de Antwerpse beeldhouwer J. P. Baurscheit de Jonge die behalve in zijn vaderstad vooral in Zeeland bekend werd als architect voor de geld aristocratie. Jan Peter Baurscheit jr. behoorde met de uitgeweken hugenoot Daniël Marot tot de belangrijkste architect van de 18de eeuw. Zijn architectuur is kenmerkend voor de elegance van die dagen. De huizen hebben een tamelijk vlakke gevel, waarin de midden partij een sterke nadruk krijgt. Dc gevel wordt besloten met een kroonlijst. Ook zijn interieurs, niet in de laatste plaats de plafonds, getuigen van een verfijnde weelde. In Vlissingen bouwde Baurscheit het „Beeldenhuis" dat oorspronkelijk aan de Dokkadc stond en daar tegenover een van zijn beroemdste werken, het „Van Dishoeckhuis", aan de Houtkade. Dit patriciërshuis heeft een statige gevel met een rijk gedetailleerde middenpartij. De kroonlijst heeft een gebogen fronton die door een kuif met wagen wordt onderbroken. Opmerkelijk is ook de diepe boognis in de middenpartij. Het dak heeft een gebogen contour. Even buiten de stad bouwde de architect het huis „Der Boede". Zo als vroeger gebruikelijk was werkten voorname bouwwerken als voorbeeld voor andere. De stijl van Baurscheit werd dan ook veelvuldig nagevolgd of verwerkt. Zijn stijl wordt ook wel aangeduid als de „Zeeuwse gevel". Naar de mode van die tijd werden de bestaande huizen van enige betekenis gemoderni seerd door de trap- of topgevel te vervangen door een lijstgevel. Een ernstig verlies aan architectuur leed de stad door de brand van ..Lands Zee magazijn". het „Arsenaal", waardoor ook het ..Prinsenhuis" in de as werd gelegd. De Dokhaven bleef zorg baren. Na herstel volgde steeds weer verval totdat eindelijk in 1794 de haven in uitstekende staat gereed was. De Fransen die ons land binnen kwamen en Vlissingen tot overgave bereid vonden waren zeer tevreden zo'n uitstekende haven in bezit te krijgen. Bovendien viel hun een vloot van 33 schepen in handen die door de ijsgang niet had kunnen uitvaren. Het valt te betwijfelen of de bemanningen daartoe bereid waren geweest, want zij hadden nog 15 maanden gage te goed. Gebruik makend van de verwarde situatie trokken drie duizend matrozen de stad in om te trachten zich schadeloos te stellen. Een oproer werd voorkomen door f 100.000.aan achterstallige gage de zeelieden voor te schieten. De Fransen vestigden in Vlissingen een zetel van het departement van marine. Het droogdok werd weer voor gebruik gereed gemaakt en een admiraliteitswerf ingericht. Alles werd in gereedheid gebracht voor een landing van Napoleon in Engeland. In het voorjaar van 1804 liep een flotille van 378 schepen uit Vlissingen om zich bij andere vlooteenheden te voegen. Tot een invasie is het niet gekomen, al bleef Engeland voor een landing beducht. Daarom besloten de Engelsen het initiatief over te nemen en in juli 1809 verscheen een Britse invasievloot voor de Walcherse kust, totaal meer dan 1500 schepen! Bij Vrouwen polder werden troepen aan land gezet en weldra was Veere in Britse handen. Ook Rammekens werd spoedig genomen. Op 14 augustus lag Vlissingen onder zwaar Brits vuur. Onder de branden die uitbraken werd ook het fraaie stadhuis, het symbool van de zelf gewonnen onafhankelijkheid, verwoest. Tenslotte viel dc stad in Engelse handen. Ondanks het belang om de Scheldemond in hun bezit te houden moesten de Engelsen tegen het einde van het jaar de stad weer prijs geven. De strijd maar vooral de „Zeeuwse koorts" hadden hun teveel verliezen gekost. Zoals gebruikelijk lieten zij de stad niet 16

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1977 | | pagina 18