voorwaarden in de verkoop van Vlissingen aan de Prins bezwaar had.
Nu waren de rechten die Vlissingen bij Privilege ontving dan ook een regelrechte af
wijzing van de bezwaren die Middelburg sedert her tegen de ontwikkeling van Vlissingen
had aangevoerd.
Stad en haven konden zich uitbreiden, scheepswerven mochten worden ingericht en
kranen zoveel als nodig. Het zelfde gold voor zoutketen. De wijnstapel waar Middelburg
zich taai aan bleef vast klampen werd opgeheven. Voortaan zullen, wat de Vlissingers
altijd hadden betoogd, „naar algemeen en natuurlyk recht de navigatie en ladingen by
der zee eenen ygelycken en tot alle steden en plaatsen behoorde toegelaten te worden".
Direkt na de Overgang werden de schepen, die te lang werkeloos in de haven hadden
moeten liggen, uitgerust en bewapend. Het was een vloot van 150 schepen, in grootte
variërend van 20 tot 70 last. Het eerst wat deze „Vlissingse wolven" in handen viel was
een rijk beladen koopvaardijvloot. Maar ook aan de daadwerkelijke strijd tegen de
Spaanse macht werd deelgenomen, o.m. bij het ontzet van Leiden. Aanvankelijk was
Walcheren niet meer dan een bolwerk in deze strijd, een bolwerk overigens aan de
monding van de Schelde.
Geleidelijk werd uit dit steunpunt de strijd van de watergeuzen geregeld; zo ontstond
al spoedig het begin van een Zeeuwse admiraliteit. Het spreekt vanzelf dat deze in
Vlissingen werd gevestigd. Een van haar eerste taken was de „prijs", d.w.z. de buit, te
gelde te maken. Dit Prijzenhof was gevestigd op de Admiraliteitsplaats, die zich bevond
waar het Hofje de Pauw is geweest. In de jaren 1575/77 werden 258 schepen op
gebracht en verbeurd verklaard. De opbrengst in die twee jaren was 72000 Vlaams,
d.i. 432.000,Algemeen gold voor de „prijs" de volgende verdeelsleutel: reder en
bemanning ieder 35 de Staten 20 en de Prins 10
Behalve de schepen die uitgerust met kaperbrieven, varende op vrijbuyt, „de goede
avonture moeten gaan zoucken van Ingelant s eynde westwaerts" bleven andere de
wacht houden op de stromen. Zij controleerden of er licentbrieven aan boord waren
van de schepen die handel dreven met de vijand. „Handel is het peerdt voor de ploegh".
daarom was het geoorloofd om normale koopmansgoederen aan de vijand te leveren.
Men betaalde hier licentgeld voor. Schepen die sluikhandel met de Malcontenten in
Grevelingcn dreven, de lorredraeyers, liepen het risico „op verbeurte van schip cn goet".
Ook het uitgeven van licenten en het innen van de gelden was een taak van de Admirali
teit. Het zelfde gold voor het convoyeren en de convooygelden. Om deze taak uit te
voeren waren de oorlogsschepen te gering en de koopvaardijschepen te talrijk.
In bovengenoemde twee jaar leverde de licenten 85000 Vlaams op, d.w.z. 510.000,
Terwijl de strijd met haast ongekende hevigheid en meedogenloos voort ging (we moeten
verwijzen naar o.a. E. B. Swalue „De daden der Zeeuwen") verzuimde de stad niet om
haar haven en kaden uit te breiden. Het oude havenpian van 1545 werd uitgevoerd,
nadat de resten van Alva's citadel waren geslecht.
Met de Nyen Haven, later Pottekaai genoemd, werd omstreeks 1580 begonnen, nl. aan
de poortc „Altena bij forme van Ieeninge bij de burgers geligt". Op de plaats van de
Altenapoort kwam een kraan, waar blijkbaar ook de Prins geld in had geïnvesteerd.
Er werd namelijk besloten het profijt samen te delen, „Zijn exellentie en de stad half
om half".
De tijden waren wel veranderd nu de handelsbelemmeringen waren weggenomen. Alleen
al het aantal buitenlandse schepen die de haven binnen liep was verdubbeld.
We hebben reeds gezien dat het huizenbestand in Vlissingen in het algemeen bestond uit
eenvoudige tot schamele woningen. Ondanks hun instructies weigerde dan ook de
gouverneur Haultain en de vice-admiraal Treslong zich in Vlissingen te vestigen, zij
gaven de voorkeur aan een woning in de Abdij te Middelburg.
Wanneer Prins Willem van Oranje in de stad was logeerde hij op het stadhuis of in de
herberg „De Bieën korf" op de Bierkade, d.i. Bellamypark 31. Hij had een woning in de
Lange Delft in Middelburg die hij weer verkocht toen hij in Vlissingen het „Prinsen-
10