waarschuwd en hij spoedt zich ondanks de dreigende houding naar het
stadhuis. De besluiteloosheid van het bestuur negerend richt hij zich
tot het volk om het te waarschuwen voor de onbezonnenheid van hun da
den. Hij wijst hen er op dat hun acties direct zijn gericht tegen maatre
gelen van de Koning. Het volk, dat vermoedelijk zijn onverschrokken
heid waardeert, antwoordt hem dat zij niets tegen de koning hebben. Zij
menen echter dat zij zelf wel in staat zijn hun stad te verdedigen en
daarom hebben zij zich toegang verschaft tot de wapendepots.
De gouverneur wil hun een uur bedenktijd geven, maar reeds begeeft de
menigte zich naar het Hoofd. Een ogenblik later vallen de eerste scho
ten. Weer mengt de gouverneur zich onder het volk. De kanonnen zijn
op de schepen gericht, kruit en munitie worden aangesleept. Antoine
van Bourgondië bezweert de mannen het vuren te staken, maar zij zijn
daartoe pas genegen nadat hij het bevel heeft gegeven de schepen terug
te trekken. Hoewel de gouverneur van Zeeland in zijn eerder genoemde
brief aan de hertog zijn optreden tijdens de revolte moet verdedigen
doet zijn verslag oprecht aan. Hij vraagt begrip voor de omstandigheden
waaronder het volk, nu de nering stil ligt, moet leven. De bevolking is
verarmd en acht zich niet meer in staat de last van het garnizoen te
dragen. Kinderen van vroeger welgestelde burgers, zo is hem door de
pastoor meegedeeld, worden !s avonds de straat opgestuurd om te bede
len. Die van de Wet en enkele burgers hebben hem dit eveneens beves
tigd. De gouverneur aarzelt niet zijn eigen kritiek op de maatregelen
van de hertog aan deze mee te delen: iedereen weet dat zij (de Spaanse
soldaten) zonder geld komen en men vraagt zich af wie hen moet voeden.
De bevolking is daartoe niet bij machte, zij fest en désespoir par faute de
négociation'.
Uit zijn rapport blijkt voorts dat het stadsbestuur door de gebeurtenissen
de greep op het volk heeft verloren. Naar zijn mening hebben de burgers
(les notables) zich afzijdig gehouden, waardoor hij een ogenblik de hoop
heeft gekoesterd dat hij de stad nog zou kunnen behouden. Onder de drei
gende menigte voor het stadhuis bevond zich geen burger en ook op het
Hoofd waren 'enkel matrozen en lieden van het minste allooi'.
Het grootste deel van de aanwezigen waren lieden die niets te verliezen
hadden.
Antoine van Bourgondië, heer van Wacken, Catthem en Capelle, nog
maar sedert 1568 vice-admiraal en gouverneur van Zeeland, moet een
moedig en oprecht man zijn geweest. Maar ook een man van zijn gezag
kon de ontwikkelingen niet tegenhouden. Hij vond de dood op 21 juni 1573
op de dijk tussen Rammekens en Middelburg waar hij deze stad verdedig
de tegen de Vlissingers
Toen de schepen in Oostelijke richting waren teruggetrokken leek het
eerste oogmerk van het verzet bereikt. De uitbreiding van het garnizoen
was voorkomen. Maar nu richtte de volkswoede zich op het in aanbouw
zijnde 'casteel' en men liet geen tijd verloren gaan om de gehate citadel
met de grond gelijk te maken. Intussen werd het stadsbestuur door een
viertal mannen overgenomen, zij waren vermoedelijk kooplieden en
schippers, of beiden. In ieder geval mannen waarvan de leiding gewoon
te getrouw werd aanvaard.
Op zee was het volk gewend voor zijn behoud te vechten en onderling de
orde te handhaven; het kende dus zijn taak. De poorten werden streng
bewaakt en ook bij het geschut op de wallen waren mannen op hun post.
Buiten kruisten schepen om een aanslag op de stad vanuit zee te ver-
7