wel in de weergave van deze vertelling als in het dak van één der oudste
schuren op Walcheren.
v. L.
VLISSINGEN, DE GESCHIEDENIS VAN EEN HAVEN
Het verhaal wil dat toen de hertog van Alva het bericht vernam, dat de
Watergeuzen bij verrassing Den Briel hadden ingenomen, hij de schouders
ophaalde en sprak: 'No es nada1, dat is niets. Geheel anders was zijn reac
tie op de tijding uit Vlissingen. Volgens de geschiedschrijving zou hij zijn
haren uit baard en hoofd getrokken hebben.
Voor de Vlissingers is de herinnering aan 6 april 1572 een reden om elk
jaar op die dag de oranje vlag van de Sint Jacobstoren te laten waaien,
immers 'op aprilletje zes verloor Alva zijn fles'. Met recht herdenken de
Vlissingers door dit simpele symbolische gebaar ieder jaar de toen zo be
langrijke daad.
Werd Den Briel bevrijd van buiten af, de inwoners van Vlissingen waren
de eersten in de Nederlanden die zelf het initiatief namen. Bovendien
wordt de 'overgang' van Vlissingen gezien als keerpunt in de strijd en dat
vooral om de strategische ligging van deze stad. Door het verlies van
Vlissingen werd de verbinding van Spanje met de belangrijkste haven van
de Zuidelijke Nederlanden, Antwerpen, ernstig verzwakt.
Om deze 'zelfbevrijding' te begrijpen is het nodig een paar oorzaken aan
te wijzen, die elk voor zich misschien aanleiding konden zijn tot relletjes
of misschien zelfs een oproerige beweging. Juist de accumulatie van om
standigheden echter had tot gevolg dat tenslotte het volk het wettelijke ge
zag omver wierp en zelf orde op zaken stelde.
1. We hebben reeds gezien dat de Vlissingers leefden van de visserij en de
vrachtvaart, maar ook dat zij daarnaast de vrije nering, de kaapvaart
en zeeroverij, niet schuwden.
Ondanks de voortdurende tegenwerking van de grote nabuur Middelburg
groeide de vrachtvaart en ontwikkelde zich langzaam tot handelsvaart.
Toch bleef de welstand van de kooplieden in het eerste driekwart van de
16de eeuw gering. De meesten van het nauwelijks 4000 inwoners tellen
de stadje, waren dan ook 'schamele luyden'. Van de 700 woningen had
den er maar weinig méér dan één haardstede. Volgens een ouderling
van de Hollandse gemeente in Londen, die in oktober 1572 nog gelde
lijke steun aan de zustergemeente had gegeven, was 'het volck nae den
aert der visschers ende scippers zeer wilt ende woest'.
De economische toestand was, ondanks de zekere groei, nog steeds
zorgelijk. Daar kwam de blokkering van de haven door de Watergeuzen
dan nog bij. Zij controleerden de handelsvaart en de visserij. Op den
duur werd het risico zo groot dat schepen werden opgelegd en het zee
volk 'bedankt'. Een bijkomend aspect was het chronische geldgebrek
van de landsoverheid, hetgeen leidde tot een voor die tijd zware belas
tingdruk en nog scherpere belastingmaatregelen; de 'tiende-penning'
was in voorbereiding.
2. Behalve de - uiteindelijk kwijnende nering -, de opgelegde schepen met
als gevolg overal rondzwervende zeelieden op zoek naar wat van hun
gading was, en de zware financiële verplichtingen, legde ook het gar
nizoen (een Waals vendel) een zware druk op de bevolking.
4