kamp serieus genomen, de Vlissingers zijn tot alles in staat, "c'est un mauvais peuple comme tous insulaires'. Dit verklaart vermoedelijk de aarzeling om de stad weer onder gezag van de koning te plaatsen. In ieder geval geeft het de stad de tijd om te wachten op hulp. De eerste schepen die binnen vallen staan onder admiraalschap van de gevreesde en om zijn bloeddorstigheid beruchte Bloys van Treslong. Met de Water geuzen in de stad is het getij volledig gekeerd. De aarzeling is verdwe nen, hun oproerige beweging, die de Spaanse troepen verhinderde in de stad te komen, wordt nu opgenomen in het geheel van de opstand die on der de Prins van Oranje wordt gevoerd. Op aandrang van de Bloys van Treslong wordt na een kort beraad Don Pedro Pacieco met twee landgenoten terecht gesteld. Een blauwe, ronde steen voor het gerechtsgebouw, nu Bellamypark 35, herinnert nog steeds aan deze gerechtelijke moord. Het is het enige bloed geweest dat bij de overgang van Vlissingen heeft gevloeid, onschuldig bloed. Een week na de revolte worden ook de Waalse troepen gedwongen de stad te verlaten. Op 19 april legt men de eed van trouw aan de Prins af en is Vlissingen openlijk in strijd met het Spaanse Rijk. De oranje vlag waait van de wallen en de toren. De vrijwillige overgang van de stad maakt in de Nederlanden diepe indruk. Niet alleen memoreert P.O. Hooft het, zoals reeds gezegd, in zijn Nederlandsche Historiën, ook in spireert het tot een danklied dat door Valerius in zijn verzameling Nederlands che Gedenckclanck werd opgenomen. Deze fVlissingse Psalm' is nu in het liedboek voor de Kerken opgenomen als gezang 415, nadat het daarvoor behoorde tot de bundel Gezangen van de Nederlands Her vormde Kerk. (slot volgt. Sj. J. De gedenksteen in de Vlissingse vissershaven In de Wete nr. 21 van juli 1976 maakt ons lid A. H. van Dijk de opmerking dat op een gedenksteen in de Vissershaven alleen 'Willem III' nog is te le zen. Hij heeft zijn vraag naar de volledige tekst ook elders (in de PZC) gesteld, waardoor de aandacht voor deze gedenksteen is toegenomen. De versleten, opliggend behakte letters zijn op 't eerste gezicht niet meer te onderscheiden. Toch verdiende de vraag opgelost te worden. Wat doet men in zo'n geval? De geschiedenis nagaan. Bekend was dat de sluis in 1854/56 was gebouwd. Allereerst raadpleegden wij de 'Geschied kundige Plaatsbeschrijving van VlissingenJ door H. P. Winkelman, 1873, herdruk 1972. Deze vermeldt op pag. 30: 'dat door het verval van de spui- sluis aan de Roode brug (bij de tegenwoordige Zeilmarkt) het in orde brengen zoveel kosten vergde, dat de gemeenteraad besloot zich bij adres te wenden tot den Minister van Binnenlandse Zaken om eene subsidie te mogen erlangen. De Regering toonde zich daartoe genegen, maar toen, ingevolge de bestaande bepalingen, de desbetreffende plannen aan het oor deel van den Hoofd-Ingenieur van de Waterstaat (destijds de heer Caland) onderworpen werden, oordeelde deze, dat de ligging van de sluis, daar ter plaatse, ten eenenmale ongeschikt was en stelde voor een nieuwe sluis te maken in de voorhaven, tussen het Rondeel en de voormalige zooge naamde Zeehondenwerf. De gemeenteraad gaf echter te kennen dat de stedelijke financiën zoodanige uitgaaf niet gedoogden en toen besloot de hooge Regering aldaar op Rijkskosten eene geheel nieuwe sluis te bouwen. Dit had plaats in het jaar 1854'. 9

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1976 | | pagina 11