Uit al het vorenstaande is het wel duidelijk, dat er geen sprake van kan zijn, dat het huis, aan het einde van de huidige Cellebroersgang, waarin laatstelijk de palingvisser Ingelse woonde, de oude pastorie van de Bagij- nenkerk is geweest. Misschien is het een van de particuliere huizen die daar in 1735 zijn gebouwd, hoewel ik zelfs dat nog betwijfel, gezien de aard van de gebruikte metselstenen (gele klinkertjes) en de stijl van het huis. In de loop der tijden is er nog veel aan vertimmerd ook! De bouw daarvan, aan het einde van de smalle gang, kan, maar dan ten onrechte, aanleiding zijn geweest voor de gedachte dat dit wel eens de plaats kan zijn waarop eeuwen geleden de kerk en de pastorie, die in 1587 zijn afge broken, hebben gestaan. Een merkwaardigheid is nog, dat het huis aan de z. g. Cellebroersgang staat, terwijl ter plaatse nooit een Cellebroersklooster heeft bestaan. Het klooster der Cellebroers heeft immers gelegen bij de Engelse kerk en het Simpelhuis, die beiden met de overige, doch afgebroken kloosterge bouwen, één geheel hebben uitgemaakt. Oorspronkelijk heette de Simpelhuis- dan ook Cellebroersstraat. De Celle broers waren monniken uit het Cellebroersklooster, dat, evenals de ande re kloosters, na 1574 werden opgeheven. De kapel van het klooster bleef echter staan en werd na 1574 eerst tot tapijtweverij en daarna tot Engelse kerk bestemd. Het deel van het klooster, dat vroeger reeds voor krank- zinnigen-"verpleging" werd gebruikt, bleef, ook na de overgang, daarvoor bestemd. Nog véor enkele jaren kon men daarin een vertrek vinden waarin een kooi voor krankzinnigen aanwezig was. In de 19e eeuw kreeg het Sim pelhuis de bestemming van "soephuis" (uitdeling van spijzen aan armen). De taak van de Cellebroers was mede de verzorging van de te begraven lijken, inzonderheid in geval er een pest- of andere besmettelijke ziekte epidemie heerste. Omdat die zorg, na de uitdrijving van de monniken, om voorziening bleef vragen, werd aan een corps van burgerlieden de taak van de Cellebroers overgedragen. In de volksmond bleven zij als "de Cellebroers" aangeduid. Dat corps of gilde werd pas in 190 2 opgeheven. In het vervoer van lijken en zieken werd toen door aanschaffing van rader-brancards voorzien. De drie van stadswege aangestelde "cellebroers" werd toen pensioen ver leend. Zij hadden van ouds het recht om tegen geringe huur drie woningen in het bagijnhof van 1735 te bewonen. Ik heb het Bagijnhof van 1735 nog gekend, of beter gezegd, wat daarvan in 1914 nog was overgebleven. Bekende Middelburgse straattypen (zij zijn door Louis Heijmans vereeuwigd) vonden toen daar nog hun schamel verblijf. Het "sic transit gloria mundi" (zo gaat de glorie der wereld voorbij) is hier slechts ten dele van toepassing. Glorie Neen. Schandvlek Ja! Middelburg, augustus 1975. J.S.Hoek. Ontvangen 1. Van de Heemkundige Kring West Zeeuws Vlaanderen ontvingen wij een bijdrage tot de geschiedenis van West Zeeuws Vlaanderen 1975. Deze uitgave (formaat jaarboek)bevat 70 blz. met een 6 tal bijdragen van verschillende schrijvers. 2. Van de Stichting Heemkundige Kring Sas van Gent de 9e "enveloppe" met een groot aantal verschillende bijdragen en verslagen. 3. Van de Gemeente Middelburg een inventaris van een verzameling do- kumentatiemateriaal uit de tweede wereldoorlog door P. W.Sijnke. 15

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1976 | | pagina 17