Willem Gabrielse draagt zijn leven lang al zijn boerendracht of eigenlijk de
dijkwerkersdracht. Een broek van pilow en een rok van fries laken, met
een boezeroen van blauw-wit gestreept katoen zijn de vaste kleren van de
ze man. Geen gouden knoppen, geen zilveren broekstukken, geen tirelan-
tijnen. De eenvoud van de dijkwerker staat naast de echte boer met grote
of kleine bezittingen. Zo dragen de meeste mannen het in Westkapelle.
Ondanks zijn jarenlange plaats in de gemeenschap op de eerste rij géén
standsverheffing door opvallende kledij. Willem Gabriëlse zou er zijn ver
trouwen bij de bevolking en bij de dijkwerkers mee hebben kunnen verlie
zen. Men doet tientallen jaren met het goed. Geen onderlinge wedijver in
de kleding, alles is en blijft hetzelfde bij de dijkwerkers. Allemaal gelijk.
Dr. J„ J. Westendorp Boer ma uit Zierikzee schreef het al bij zijn korte be
schrijving van de historie van de smalstad Westkapelle in het Archief van
het Koninklijk Zeeuws Genootschap der Wetenschappen in 1954, pag. 86:
"Enigszins 'communistische1 arbeidsverhoudingen onder de dijkwerkers
hebben zich tot onze tijd gehandhaafd".
Willem Gabriëlse is het voorbeeld van een levende democratie.
Uit zijn eerste optreden voor een groep blijkt dit al. Het was traditie bij
een klub jongemannen, in dit geval de "klub van Tepêête" bij een kroon
jaar de vrienden op een zaterdagavond enkele uren vrij te houden in een
stamcafé. Meest gebeurde dit bij de 20ste of 25ste jaardag, een kroonjaar
dus, want op 30 jaar waren de meesten al getrouwd. Zo zaten 14 jongens,
allemaal Westkappelaars natuurlijk, in café "Tramzicht" achter de toren,
aan de stamtafel op kosten van de jarige.
Het was tegen het sluitingsuur, tien uur, in het jaar 1934. Twee anderen
vertrokken, maar één keerde snel terug om te waarschuwen dat er twee
politiemannen om de hoek van het gebouw stonden te wachten. Er kon dus
controle komen van de veldwachter en een marechaussée.
De 14 jongens stonden op, doch terwijl de jarige stond af te rekenen
stapten de politiemensen binnen. Het was enkele minuten over tienen,
allen werden bekeurd. Naar plaatselijke gewoonte werden de bekeuringen
altijd 's zondags tussen 12 en 1 uur thuis uitgereikt. Het hele dorp had
dus gezien dat er die zondag veel bekeuringen waren aangezegd. Vier
jongens schikten, tien gingen er voor bij de kantonrechter in Middelburg.
Ze waren tegenover de politie keurig in de lijn gebleven, hadden geen
moeilijkheden gemaakt, al waren ze donders om het flauwe van deze
overtreding.
In Middelburg kwamen dus tien verdachten voor het hekje. De kantonrech
ter wilde het verweer wel aanhoren, doch vroeg één van hen het woord
te doen. Daar stonden ze, zonder afspraak. Onder 't oog van de kanton
rechter volgde het bijna woordeloos overleg: doe jie 't ma, Willem.
En Willem Gabriëlse, blijkbaar al wat geoefend in logisch redeneren on
der zijn kornuiten voerde namens allen aan dat ze bezig waren met afre
kenen, echt de bedoeling hadden op tijd het café te verlaten, dat ze een
dorpsgebruik in ere hielden voor de vriendschap, dat ze helemaal niet
dronken waren geweest. Hij zeide respect voor de politie te hebben, maar
dit optreden te formeel te vinden. Er was immers van opzet geen sprake?
Bovendien was het sluitingsuur op zaterdagavond om 10 uur toch al erg
vroeg, zeker na een week van hard werken met als enigste ontspanning de
vriendenkring. De officier eiste toch vijf gulden boete per persoon.
De kantonrechter zag echter na het pleidooi van Willem Gabriëlse veront
schuldigende omstandigheden. Hij veroordeelde het tiental tot een afkeu
rend oordeel zonder oplegging van boete.
Buiten gekomen ontlaadde de spanning zich op de Balans en op de Burg te
Middelburg tot een luid zingen van de hele klub. Ze kwamen als vrijgespro
ken jongens zingend terug in het dorp. Willem Gabriëlse was toen zelf 25
jaar oud.
8