M. P. DE BRUIN
SPRAK OVER
HAARPERIKELEN
COURANT
MIDDELBURG Voor de Heemhun
dige Kring 'Walcheren' hield het lid
M. P. de Bruin, hoofd documentatie
dienst Zeeuws Deltagebied dinsdag
avond in 'De Brasserie' te Middelburg
een lering over liet onderwerp: 'Peri
kelen over de haardracht in het verle
den'.
De heer De Bruin behandelde in zijn
lezing' speciaal de haardracht, van
1600-1800 bij de mannen en ging in]
het bijzonder in op de 'harige' oorlog
die hier in de 17e eeuw woedde. „In
1643 stelde de synode van Zuid-Hol
land de vraag cf men niet behoorde
te letten op de lange haren die stu
denten, proponenten en predikanten
droegen tot aanstoot van de eenvoudi
ge. Ds. Jacobus Borstius te Dor
drecht stak de lont in het kruitvat",
aldus de heer De Bruin. „Een preek
van hem over het lange haar. zonder
zijn voorkennis uitgegeven, bracht zo
veel opschudding te weeg dat de
schaar in veler lokken ging. Ruzie
overal, in de gezinnen, in de kerk en
op straat waar de jongelieden met
lange haren in het openbaar werden
lastig gevallen".
De heer De Bruin wees ook op de
Zeeuwse predikanten die fel tegen de
lange haren waren en noemde de
Zierikzeese dominee Cornelis Ude-
mans die cnder de schuilnaam Poime-
nander een strijdschrift schreef met
de titel 'Absoloms hair' waarin hij
zich in de strijd mengde van korte of
lange haren (blessen en tuyten). Hij
noemde verder de Middelburgse predi
kant Jacob Teellinck die he1- boek
werk 'Den spieghel der zedigheyt'
schreef en de Leidse professor Box
hom die veel in Zeeland kwam en
met twee geschriften 'Spiegeltjes van
het lange en korte haar' probeerde de
opgezweepte gemoederen te doen be
daren. „De pamfletjes van de laatste
hebben niet veel geholpen en men
probeerde hem zelfs in de reuk van
ketterij te brengen".
De heer De Bruin schetste deze "hari
ge' oorlog tegen de achtergrond van
de 'Nadere reformatie' en noemde het
een uitwas van een goed beginsel om
te reformeren waardoor het haarklo
verijen werden en zei dat de haar
dracht als zodanig, moet worden ge
zien tegen het cultuurpatroon van de
j tijd.
Hij vertoonde ook een aantal dia's
waarop de ontwikkeling van de haar
dracht in de 17e en 18e eeuw was te
1 volgen en schonk daarbij ook aan-1
dacht aan de pruiken die steeds weel- j
diger werden en vaak dienden tot j
omlijsting van het gezicht, „Ook dit]
modeverschijnsel ging aan het einde)
van de 18e eeuw bij de Franse tijd)
^nder".