heen gingen waren de gewraakte maatregelen ingetrokken. De justitie heeft een ernstig onderzoek ingesteld, maar zij kreeg geen voet aan de grond. Alle dijkwer kers waren met stomheid geslagen. V O LKSGEB RUIKEN Hetgeen zij deden gebeurde zonder capsones. Een jongen die met een meisje had gevrijd, waarvan de gevolgen niet uitbleven, weigerde te trouwen. Een deputatie uit de dijkwerkers verzocht hem op een avond mee te gaan. Hij durfde niet te wei geren. In de woning van de jonge moeder werd hem gevraagd of het zijn kind was. Hij beaamde dat. Dan zul je haar ook trouwen. Aldus geschiedde. De anderen die buiten de woning stonden te wachten kregen te horen hij zal haar trouwen, waar na zonder verdere complicaties ieder zijn haardstee opzocht. In 1776 werd in de kerk de nieuwe berijming van 1774 ingevoerd. Hoewel de oor spronkelijke weerstand om hieraan te voldoen was geweken, bleven enkelen hal star rig de oude, dus langzame berijming aanhouden, hetgeen tot grote wanorde leidde tijdens de kerkdiensten. Dit leidde ertoe dat de Ambachtsheer, dit moe zijn de, na meerdere malen te hebben gewaarschuwd, besloot de dissonanten te ver bannen. Eén van hen - de overigen pasten zich aan - liet het zo ver komen en werd 5 juli 1777 verbannen. Zijn gezin bleef achter. Na 15 maanden werden de dijkwer kers het beu en gingen dreigen. De burgemeester, de Baljuw en de Staten van Zeeland kwamen er aan te pas. Als op zaterdag 28 oktober 1778 de man niet vrij kwam zou er geweld worden gepleegd. De Baljuw vroeg of ze er wel aan dachten dat ze zich verzetten tegen de hogere macht van de Souverein. "Wij kennen geen Souverein, maar de vrijheid", was het antwoord. Door het opdringende volk werd de situatie steeds ernstiger. De hoge heren voelden zich gedwongen om toe te geven. Dat de dijkwerkers een voorname positie innamen blijkt dat velen uit Meliskerke, Serooskerke en Sint Laurens zich bij de demonstrerenden hadden aangesloten. De toestand werd zo precair, dat de heren toegaven en de banneling, Burggraaf was zijn naam, met volledige schadeloosstelling weer in Westkapelle toelieten. Onder bedreiging van de dijkwerkers werden de Ambachtsheer, de Baljuw en de 2 burgemeesters gedwongen ieder direct f 500, -. als schadeloosstelling aan Burg graaf uit te keren. Nu ging het de Staten van Zeeland echter te ver. De 10e. november 1778 detacheer den zij 71 militairen, 40 te paard en 31 man voetvolk te Westkapelle. Het afgeperste besluit werd van nul en generlei waarde bevonden en Burggraaf blijft gecondem- neerd als vroeger. De leden van de Magistraat waren echter bang geworden. Zij durfden de berechting van drie gedetineerde dijkwerkers niet aan, want de overige dijkwerkers waren geheel op hun hand. Ook werd door hen het volle loon aan de gedetineerden verstrekt. Na veel heen en weer geschrijf besloten de Staten van Zeeland de berechting over te dragen aan de Magistraat van Veere, hetgeen zijn besluit vond op 7 mei 1779. Jarenlang bleef deze zaak de gemoederen van de dijk werkers en de overige plattelandsbewoners in beroering houden. Tot uiteindelijk de 2de. juli 1787 de Magistraat van Westkapelle, Burggraaf in ere herstelde en hem volledig schadeloos stelde. Burggraaf kon vrij weer in Westkapelle wonen. Uit het feit hoe één enkele oproerling zovele jaren de gemoederen in beweging bracht, blijkt wel hoe eensgezind en standvastig ze waren. Het rechterlijke college was murw gemaakt. De schadeloosstelling door Burggraaf gevorderd beliep f 15. 000, -. waarvan f 9. 000, -. door de Ambachtsheer en f 6. 000, - door de beide burgemeesters moest worden opgebracht. Een voorstel door een der schepenen in de vergadering van 13 oktober 1787, om f 9.000, -. ten laste van de stad op te nemen, werd verworpen. Baart schrijft hierover in "Westkapelle en hare bevolking", de macht van de ambachtsheren was uit en de oude vorm van rechts- 12

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1974 | | pagina 16