hebbers waren van een stevige borrel was alom bekend. In het voorjaar van 1844 kwamen de kolonisten in Drouwen aan. Het scheen goed te gaan. Ook het jaar daar op. Er werden grote plannen gemaakt. De ministers van financiën en binnenlandse zaken werden aangezocht en men zou ieder jaar 6 8 Westkappelse dijkwerkersge zinnen aan de nederzetting toevoegen. Helaas, in het najaar van 1845 bleek de aardappeloogst te zijn mislukt. De roggeprijzen lagen schrikbarend hoog. De ver diensten waren veel lager dan hun was voorgespiegeld. Eén der kolonisten, Leendert Brasser, schrijft op 1 juli 1847 een brief aan zijn moeder, dat zijn werkdag begint om 1 uur 's morgens en eindigt om 6 uur 's avonds. Zijn vrouw begint om 4 uur 's morgens en eindigt om 5 uur 's avonds. Niettemin lijden ze voortdurend honger. De schulden liepen op. Na verloop van enige jaren vertrekken 3 van de 4 gezinnen. Alleen de fam. Toutenhoofd is er blijven wonen. Hun nazaat woont nu nog in Drouwenerzand. Dit is het trieste verloop van de goed bedoelde plannen om verlichting te brengen in vele Westkappelse dijkwerkersgezin nen. Hierdoor werden de hokvaste bewoners wars van alle experimenten. Alleen de lokroep van het rijke Amerika, maar méér de blijvende armoede, wist de banden met het dorp wat losser te maken. In het eind van de 19e en het begin van de 20e eeuw trokken 10-tallen gezinnen naar Amerika en Canada. STRIJDBAAR Dat de Westkappelaars naast harde werkers ook vechtersbazen waren, kan men zo af en toe nog horen. Heden is het echter een heel gemoedelijk volkje. Als ze echter getreiterd worden waren ze lang niet mals. In 1253 landde een Vlaamse vloot op het strand bij Westkapelle. De Westkappelaars, die van de vreemde indringers niets moesten hebben, boden hun diensten aan aan Heer Floris, broeder van Willem II, Graaf van Holland en Zeeland bewesten de Schelde. Deze hulp werd aanvaard. De Westkappelaars verscholen zich in de duinen, lieten de Vlamingen landen en toen die ver van hun boten verwijderd waren, vielen zij aan onder de wapenkreet "Sint Willibrord", waardoor de Vlaamse troepen in gro te verwarring raakten. Hiervan gebruik makende viel het leger van Heer Floris bij, en de vijand werd totaal verslagen. Tot 1572 werd deze overwinning door de Westkappelaars jaarlijks herdacht met op 4 juli een plechtige ommegang te maken door Walcheren, waarbij een kistje, zoge naamd met Willibrords gebeente, werd meegedragen. In de Sint-Maarten of West- monsterkerk in Middelburg ontvingen ze dan ieder jaar een nieuw kruis. BIJSTAND EN VERBONDENHEID Dat de solidariteit onderling zeer hecht was, moge blijken uit onderstaand feit. Een jongen die aan de dijk te werk was gesteld omdat zijn vader was overleden, die een vrouw en 4 kleine kinderen in kommervolle omstandigheden achterliet, deed een zwaar ongeluk op en moest enige tijd in het ziekenhuis worden verpleegd. Door de dijkwerkers, die met 10 cent per week per man een ondersteuningsfonds hadden ge sticht, werd aan de moeder van de jongen het volle loon en de ziekenhuiskosten be taald, tot de jongen weer in staat was om te werken. Dit stond vermeld in de Mid delburgse Courant van 15 juni 1885. Om hun organisatorisch talent stonden de dijkwerkers al heel lang bekend. In 1844 nam het polderbestuur enige maatregelen die de dijkwerkers niet zinden. Zij zagen hun vrijheid aan banden gelegd. De geest van verzet groeide en ze besloten tot opstand. Buiten de dijkwerkers wist niemand van het smeulend verzet. Ze konden zwijgen als het graf. Op een ochtend in 1846, traden zij allen aan, zonder dat één man ontbrak. Tevoren hadden zij de directie ontboden, die zich niet van het gevaar bewust was. Wat er afgespeeld is, is nooit duidelijk geworden, maar toen ze 11

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1974 | | pagina 15